Hoe groeperen we ons tijdens de bijeenkomsten?
Groeperen op basis van de doelstellingen en de noden
Een effectief professionaliseringstraject vraagt activerende werkvormen. In het professionaliseringstraject van Potential werk je meestal in een (kern)teams van vier tot zestien deelnemers. Daarbij deel je de groep of het team voor bepaalde uitwisselingen en opdrachten dus best in groepjes van twee, drie of vier personen in. De doelstellingen die je wil bereiken, de achtergrond en noden van de groep bepalen wanneer je dat doet en op welke manier je de groepen samenstelt.
- Soms vorm je heterogene groepen, waarbij collega’s goed kunnen uitwisselen vanuit verschillende achtergronden: ervaring in een andere graad, andere vakken, een andere afdeling, campus of gebouw, een andere opleiding of culturele context,...
- Soms vorm je homogene groepen, waarbij collega’s gericht kunnen samenzitten vanuit eenzelfde graad, vak, achtergrond, afdeling, gebouw of campus,...
Groepen op verschillende manieren indelen
- Je kan collega’s zelf laten kiezen met wie ze willen samenwerken of hen voorstellen om samen te werken met wie naast hen zit. Dat werkt meestal vlot en motiverend.
- Je kan voorstellen aan collega’s om zich vanuit een bepaald criterium te groeperen, bijvoorbeeld ‘Kies iemand met wie je de laatste week nog niet hebt gepraat’ of ‘Kies iemand die minstens de helft van jouw leerlingen bij naam kent’. Dat geeft herkenbaarheid en tegelijk ook kansen om de gebruikelijke groepjes te doorbreken.
- Je kan de groepen ook willekeurig indelen. Daarbij kan je eventueel ook een werkvorm benutten om eens een speelse toets binnen te brengen en zo de gewoontepatronen te doorbreken. Bijvoorbeeld vorm je aan de hand van een kaartspel wisselende deelgroepen, waarbij collega’s nu eens samenzitten volgens kleur, dan weer volgens afbeelding, aantal,... Of je vraagt om in een logische rij gaan staan op familienaam, geboortedatum, favoriete kleur, lievelingszanger of -eten… en deelt de groep in vanuit de rij. Je kan je creativiteit de vrije loop laten en vindt online ook heel wat inspiratie voor groepsindelingstechnieken en werkvormen die de groepsdynamica ondersteunen. Een verrassende groepsindeling inspireert collega’s soms om dit ook eens uit te proberen in hun klas, in gesprekken met leerlingen, in vergaderingen of bijeenkomsten met ouders of andere partners,...
Een groepsindeling kan je op voorhand bepalen, maar je kan ook ter plekke samen met de groep een werkwijze bedenken. De volgende richtvragen kunnen je keuze ondersteunen.
- Willen we deze opdracht samen doen om iedereen te horen? Is uitwisseling met de hele groep hierbij belangrijk?
- Of delen we ons op, zodat er meer spreektijd ontstaat voor elk en we meer ideeën kunnen verzamelen?
- Hoe maken we de ideeën uit kleine groepen zichtbaar of tastbaar voor de hele groep en/of voor ons breder team? Wat willen we vanuit de deelgroepen achteraf kunnen delen met elkaar en/of met andere betrokkenen?
Variëren met de groepsgrootte
Als je een groep indeelt, kan je bewust kiezen voor een bepaalde groepsgrootte en daarmee variëren om de kans op interactie te verhogen. Hoe minder mensen je samen zet, hoe meer mensen er immers tegelijk aan het woord zijn.
- Om te werken aan veiligheid en vertrouwen in de groep werk je eerst alleen of per twee.
- Voor opdrachten die minder veiligheid vragen kan je per drie of vier werken. Per vier of vijf werkt coöperatief leren optimaal.
- Soms splits je de groep bewust niet op en werk je met iedereen samen. Dat is bijvoorbeeld zinvol om te brainstormen, als iedereen alle ideeën wil horen of je bepaalde kennis of inzichten breed wil delen en laten circuleren.
- Kleinere groepen geven vaak extra dynamiek.
Als verschillende deelgroepen aan de slag gaan, is het fijn dat ze zich kunnen verplaatsen in de ruimte. Daarbij helpt het om af te spreken dat mensen die klaar zijn, terug op hun oorspronkelijke plaats komen zitten. Zo behoud je als coach het overzicht. Wie klaar is, kan je bijvoorbeeld aanmoedigen om al even stil te staan bij wat hij of zij wil meenemen vanuit de uitwisseling en feedback van de collega’s. De groeibundel vormt daarbij een handig hulpinstrument om eigen reflecties en ideeën vast te zetten.
Vanuit de kleinere groepen kan je nadien conclusies laten terugkoppelen in de grote groep, groepen elkaar laten aanvullen en/of ideeën uitwisselen. Dat helpt om een rode draad te zien tussen de groepen, maar het is niet altijd nodig. Vaak volstaat het om één of enkele kerngedachten te delen. Je kan een plenum ook benutten om vragen aan elkaar te stellen, gezamenlijk stelling in te nemen of gezamenlijke besluiten te trekken.
Participeren en/of observeren als coach
Als je in subgroepen werkt, kan je op voorhand als coach bedenken of en wanneer je wil meedoen aan een uitwisseling of opdracht. Beide hebben voor- en nadelen. Waar wil je in je bijeenkomst vooral mee bezig zijn? Je eigen leerproces of het leerproces van je collega’s? Dat bepaalt of je kiest om mee te doen of te observeren.
- Meedoen is vooral interessant als je zelf zaken wil inbrengen vanuit of opsteken voor je eigen praktijk. Dat is bijvoorbeeld het geval bij bepaalde uitwisselrondes aan het begin en einde van een bijeenkomst, waar je bespreekt wat je tussendoor in de praktijk deed of gaat doen. Meedoen maakt je een volwaardig deelnemer van de groep. Je zet je als collega op gelijke hoogte en positioneert je als een ‘peer coach’. Je duikt mee in het professionaliseringsbad en gaat samen met je team doorheen een leerproces. Door mee te doen in kleinere groepjes, hoor je collega’s ook zaken over zichzelf en hun praktijk vertellen waar je later in de grotere groep op kan terugkomen. Je kan bewust kiezen in welk groepje je een inbreng wil doen. Soms kan je ook meedoen om praktische redenen, bijvoorbeeld omdat de groep oneven is en je duo’s wil vormen. Als alternatief bij oneven groepjes kan je ook iemand anders de rol van ‘luistervink’ geven. Die kan dan wisselend bij een ander duo meeluisteren. Een ‘wachtstoel’ voorzien is een andere manier om een collega de kans te bieden tussendoor wat individuele denktijd te nemen om iets te lezen, uit te werken, vast te zetten of te concretiseren.
- Als je je als coach integraal op het leerproces van je collega’s wil focussen, is het vaak voordelig om niet mee te doen aan een uitwisseling of opdracht. Dan kan je al je aandacht richten op wat er gebeurt, nu en dan afstand nemen, rondgaan, observeren en luistervinken bij verschillende groepen. Dat zorgt er ook voor dat collega’s je bij hen kunnen roepen om zaken te verduidelijken als ze iets niet helemaal begrijpen of vragen hebben. Wanneer je ziet dat bepaalde groepjes afwijken of hun focus verliezen, kan je terwijl je rondgaat subtiel tussenkomen. Je kan ook gericht een idee, mening of advies inbrengen als inspiratie wanneer je denkt dat je collega’s daar baat bij hebben. Door in een groepje in te breken, doorkruis je wel het onderlinge leerproces. Het kan daarom nuttig zijn om je eigen gedachten even te parkeren en je persoonlijke mening of advies niet te vlug naar voor te schuiven. Dat is zeker zo als collega’s van jou gewoon zijn dat je een rol opneemt waarbij je inhoudelijke lijnen uitzet of eigen expertise aanreikt. Niet meedoen kan je dan aanmoedigen om je benieuwdheid in te zetten en te beluisteren welke mogelijkheden je collega’s zien. Wanneer je niet meedoet, kan je de tijd voor een opdracht of uitwisseling meestal ook wat bewuster helpen bewaken, zodat je gedoseerd aan alle doelstellingen voor de bijeenkomst kan werken.
De participerende en de observerende rol hebben elk hun waarde om collega’s aan het denken te zetten. Ze vullen elkaar aan. De mate waarin je naar meedoen of observeren neigt, hangt soms samen met wat je vanuit je positie of functie gewoon bent. Naargelang jij jezelf meer collega voelt onder de collega’s of jezelf meer ziet als een procesbegeleider of inhoudelijk expert, stap je allicht vlotter in de rol van participant of observator van het leerproces. Als je eens wil verschuiven of bewegen in die rol, kan je ook kiezen voor participerende observatie. Daarbij doe je mee, maar observeer je en onderzoek je tegelijk wat er leeft in de groep.