De groeiende diversiteit en de tendens naar inclusief onderwijs geeft leerkrachten vaak het gevoel dat de job moeilijker en complexer is geworden. Dat maakt je misschien onzeker of geeft je het gevoel onvoldoende opgeleid te zijn. Kan ik dat wel? Moet ik een soort superheld worden om dat allemaal waar te maken? Dat blijkt niet nodig. Leerkrachten die inclusieve leeromgevingen creëren ontwikkelen in de praktijk vijf essentiële competenties.
Bij elke competentie benutten ze een combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes om de diversiteit in hun klas te beantwoorden. Groeien in competenties vraagt dus dat leerkrachten vaardigheden, kennis en attitudes ontwikkelen en die in hun verwevenheid inzetten in reële situaties. Als iemand bijvoorbeeld vraagt ‘Wat maakt een dokter een competente, goede dokter?’, zullen we vaak iets zeggen over zijn vaardigheid (‘Hij kan medische handelingen correct uitvoeren’), maar ook over zijn kennis (‘Hij is op de hoogte van de recente medische inzichten’) en zijn houding (‘Hij is betrokken op zijn patiënten’). Pas als hij die drie gecombineerd inzet in zijn praktijk, vinden we hem werkelijk ‘competent’. Hetzelfde geldt dus voor leerkrachten die kwaliteitsvol inclusieve leeromgevingen willen creëren voor alle leerlingen.
Beschik je over de competenties voor inclusie? Je kan dit inschatten met deze vijf richtvragen:
|
|
1. In welke mate merk je de gelijkenissen en verschillen tussen je leerlingen op, waardeer je ze en benut je ze als een sterkte en bron om samen van te leren? | |
2. In welke mate creëer je een veilig leerklimaat door krachtige relaties te stimuleren, zowel tussen jezelf en je leerlingen, als tussen je leerlingen onderling? |
|
3. In welke mate zet je verschillende werkvormen en strategieën doordacht in om een leeromgeving te creëren waarin al je leerlingen tot leren kunnen komen? |
|
4. In welke mate werk je samen met collega’s om je onderwijs af te stemmen op de noden? Hoe betrek je daarbij de leerlingen, ouders en andere partners rondom je school? |
|
5. In welke mate blijf je jouw handelen in vraag stellen, nadenken over manieren om je competenties te ontwikkelen en je professionele ontwikkeling actief verder vormgeven? |
De competenties voor inclusie klinken leerkrachten meestal niet vreemd in de oren…
Als leerkracht wil je kwaliteitsvol onderwijs bieden aan al je leerlingen, maar blijf je op onverwachte elementen botsen. Leerlingen, klassen en scholen evolueren voortdurend. Dat daagt je uit om je manier van lesgeven te blijven aanpassen. Inclusief lesgeven vraagt dus meer dan een aantal snelle ingrepen. Vanuit beschikbare kennis op maat gesneden oplossingen bedenken, vraagt een voortdurende reflectie. Dat proces is nooit af. Je ontwikkelt kennis niet alleen door theorie of informatie op te zoeken en te verwerken, maar ook door die toe te passen in de praktijk. Vanuit je praktijkervaring houd je daarbij voortdurend rekening met de noden van je leerlingen en met je specifieke context.
Volgend voorbeeld illustreert hoe de groeiende diversiteit en inclusie leerkrachten stimuleert om samen naar specifieke antwoorden voor hun praktijk te zoeken.
“De laatste jaren is de instroom in onze school sterk gewijzigd. We hebben nu meer leerlingen vanuit een grootstedelijke context: jongeren die vaak negatieve ervaringen hebben opgelopen, verschillende scholen hebben bezocht en waarbij school niet altijd op de eerste plaats komt. Dat gaat gepaard met nieuwe uitdagingen. Onze klasgroepen zijn erg divers. Wij kunnen ons niet richten op de gemiddelde leerling. “Anders zijn mag” is ons motto. Ons ideaal bestaat erin om maximale leerkansen aan te bieden en maximale leerwinst na te streven bij elke leerling. Toch slagen we er jammer genoeg niet altijd in om leerlingen op een respectvolle manier met elkaar te laten omspringen. Leerlingen gebruiken bijvoorbeeld grove omgangstaal naar elkaar toe of leggen de schoolafspraken naast zich neer. Binnen ons draagvlak trachten we te zoeken hoe we onze leerlingen daarin beter kunnen ondersteunen. Hen permanent bijsturen, veel geduld opbrengen en elkaar blijvend ondersteunen vinden we belangrijke elementen om positieve gedragswijzigingen te bekomen. Daarnaast zijn we het met elkaar eens dat alles start bij onszelf en ons voorbeeldgedrag. Concreet denken we daarbij aan een enthousiaste, gemotiveerde en betrokken houding, stipt- en netheid, correct taalgebruik, positieve lichaamstaal, kritische commentaar aanvaarden en er gepast mee leren omgaan... Daar willen we in het professionaliseringstraject van Potential gericht aan werken”.
Om gericht op zoek te gaan naar kennis en kennis te ontwikkelen die aansluit bij wat je leerlingen, jijzelf en je collega’s nodig hebben, blijkt uit onderzoek dat het ondersteunend werkt om je af te vragen wat je in functie van de eigen praktijk juist wil leren (Hammerness et al., 2005). Een goede leervraag vertrekt vanuit jezelf, verwijst naar een wens tot verandering en is voldoende concreet geformuleerd (Van de Putte & De Schauwer, 2018). Soms blijkt een individuele leervraag (‘Hoe kan ik…?) ook aan te sluiten bij wat collega’s of het team willen leren (‘Hoe kunnen wij…?).
De groeiende diversiteit in bovenstaand voorbeeld leidde bijvoorbeeld tot de volgende leervragen:
Leerkracht Dries:
Leerkracht Martine:
Leerkracht Shari:
Als je je bewust bent van wat je juist wil leren in je praktijk, ga je gerichter op zoek naar kennis die bijdraagt aan wat jij nodig hebt om inclusief te werken. Een professionaliseringstraject zoals dat van Potential, helpt je om systematisch tijd in te bouwen om samen met collega’s kennis te ontwikkelen, in een werkwijze die aansluit bij actieonderzoek.
Om nieuwe kennis op te doen, zoeken leerkrachten vaak via websites en tijdschriften zoals die van Klasse en van de onderwijskoepels. Die kunnen je helpen om de vertaalslag te maken van heel wat wetenschappelijke inzichten naar de praktijk. Ook mediatheken van lerarenopleidingen en kenniscentra zoals DocAtlas, reiken een schat aan relevante bronnen en dossiers aan die kennis bundelen rond thema’s als diversiteit en inclusie.
In de veelheid aan informatie vraag je je soms af welke kennis wetenschappelijk onderbouwd is. Om dat uit te klaren is het zinvol dat wetenschappers van universiteiten en hogescholen samenwerken met scholen en stakeholders uit het werkveld. Bij Potential gebeurde dat in functie van wat werkt om leeromgevingen inclusiever te maken. Het resultaat daarvan is een online kenniscentrum. Je vindt er inzichten geordend volgens een aantal praktijkgerichte thema’s, zoals binnenklasdifferentiatie, handelingsgericht werken, coteaching,… Naargelang wat je wil leren of veranderen, kan je een thema kiezen. Elk thema kan een opstap zijn om je te professionaliseren samen met je collega’s. Verder vind je er ook heel wat bronnen om je competenties voor inclusie gericht te versterken.
Universiteiten en hogescholen blijven heel wat onderzoek doen over thema’s gelinkt aan inclusie en diversiteit. Actuele informatie daarover vind je via hun websites, de website van het Vlaamse Steunpunt Onderwijsonderzoek SONO, de site van het Steunpunt Diversiteit en Leren,...
Vind je gericht kennis zoeken vanuit je leervraag of doel moeilijk? Misschien kan de Nederlandse webtool ‘OnderWijs met kennis’ je dan ondersteunen.
Jezelf professionaliseren in functie van een inclusieve klaspraktijk vraagt meer dan kennis opdoen alleen. Het vraagt een continu proces, ingebed in je dagelijkse klas- en schoolpraktijk. Daarbij is er niet één vorm of manier die heilig is om inclusiever te leren werken (Borko e.a., 2004; Desimone, 2009).
Je kan groeien in je competenties…
Al die diverse leerkansen vormen op zich impulsen die je kan benutten om aan je competenties voor inclusie te werken. Individuele leeractiviteiten blijken echter onvoldoende effectief. Er is een systematisch en doelgericht professionaliseringstraject nodig met verschillende bijeenkomsten met collega’s en gerichte ondersteuning bij je leerproces. Merchie e.a. (2015) ontwikkelden in opdracht van de Vlaamse Overheid een raamwerk om trajecten van professionele ontwikkeling te evalueren. In de linkerkolom van onderstaande tabel vind je negen wetenschappelijk onderbouwde criteria die uit dat onderzoek noodzakelijk blijken voor een effectief traject. In de rechterkolom zie je hoe Potential die criteria beantwoordt in een professionaliseringstraject gericht op inclusieve leeromgevingen.
Professionele ontwikkeling werkt inhoudelijk het best als… |
|
het vertrekpunt de eigen noden en vragen van de leerkrachten zijn, waarbij leerkrachten zelf eigenaar blijven van wat en hoe ze leren; | Leerkrachten koppelen hun eigen leervragen uit hun praktijk aan inhoudelijke knowhow over inclusieve leeromgevingen. |
inhoudelijke inzichten op basis van wetenschappelijke onderzoeksbevindingen gekoppeld worden aan die eigen noden en vragen; | Er wordt specifieke kennis over diversiteit waarderen en benutten en verbindend samenwerken aangereikt in een online kenniscentrum, waarin wetenschappelijke kennis en praktijktoepassingen elkaar aanvullen. |
de inhouden samenhangen met de eigen doelen van de leerkracht, het schoolbeleid en het bredere onderwijsbeleid. | Leerkrachten bepalen vanuit wetenschappelijk onderbouwde competenties voor inclusie hun eigen doelen. Gaandeweg verbreden en verankeren ze hun acties in het schoolbeleid. Ze haken ook aan bij wat het kenniscentrum aanreikt over het bredere onderwijsbeleid. |
Professionele ontwikkeling veronderstelt structureel dat… |
|
er voldoende oog is voor de concrete vertaalslag van de aangereikte inzichten naar de dagelijkse onderwijspraktijk; |
Omdat actief leren via onderzoek van de eigen praktijk een effectieve werkwijze blijkt, doorlopen leerkrachten vanuit de bijeenkomsten verschillende cycli van actieonderzoek, waarin ze reflectie aan actie leren koppelen. Leerkrachten onderzoeken hun eigen praktijk en verbeteren die voortdurend op basis van hun reflecties. Zo bouwen ze actief aan kennis over, in en voor de inclusieve klaspraktijk. Die zetten ze vervolgens om in nieuwe acties. Het doel daarbij is ongelijkheid en uitsluiting verminderen in het onderwijs (Armstrong & Moore, 2004). |
er vormen van actief leren gebeuren; | |
leerkrachten collectief leren; |
In functie van de haalbaarheid werken scholen meestal met een kernteam waar individueel en collectief leren verbonden wordt. Er is bewust aandacht voor de verbreding naar het hele schoolteam, om de school te versterken in haar groei als professionele leergemeenschap. Waar mogelijk worden de leerlingen, ouders en andere partners uit het netwerk van de school betrokken. |
op de werkplek of in onderwijssettings. | Het traject gebeurt in de school. |
in een uitgebreid en intensief traject, gespreid over een voldoende lange periode, in minstens een twintigtal contacturen, met voortdurende, blijvende ondersteuning tijdens het traject. |
Het modeltraject omvat acht bijeenkomsten van drie uur, bij voorkeur ongeveer maandelijks, gespreid over één of meer schooljaren. Er zijn zeven sessies met een kernteam uitgewerkt die toewerken naar een uitwisselmoment met het bredere schoolteam naar het einde toe. Als het hele schoolteam het professionaliseringstraject gezamenlijk doorloopt, is de verbreding naar het schoolteam van meet af aan ingebed en volstaan één of twee sessies minder. |
er een begeleider is die zowel inhoudelijke knowhow ontwikkelt als competenties in het geven en ontvangen van constructieve feedback en andere coachingsvaardigheden. | In elke school gebeurt de begeleiding door één of meer interne en/of externe coachesdie het leerproces in het kernteam faciliteren. Zij worden liefst betrokken van bij de start, tot en met de nazorg in functie van een duurzame verankering in het schoolbeleid. De coaches krijgen flankerend aan het traject online materialen aangereikt die hen stimuleren in diversiteitsdenken en hen leren hoe ze feedback- en andere coachende vaardigheden kunnen inzetten om collega’s te ondersteunen in hun groei als inclusieve leerkracht. De training omvat zo’n vijfendertig contacturen, gespreid over vijf trainingsdagen, met aanvullende kansen tot intervisie. |
Inclusief werken vraagt in de eerste plaats een bepaalde professionele kijk. Je manier van kijken zal namelijk bepalen welke mogelijkheden je ziet om je handelen aan te passen aan wat kinderen nodig hebben, om je aanpak erop af te stemmen en beetje bij beetje meer inclusief aan de slag te gaan. Meestal ben je je zelf niet bewust van de filters die jouw manier van kijken kleuren. Vergelijk het met hoe de filters op Instagram weergeven hoe je naar je omgeving kijkt. Is dat vooral in zwart-wit-contrast, eerder met een optimistische roze bril of met een nostalgische blik die in sepia kleurt uit heimwee naar hoe het vroeger was?
Het is vooral de dialoog met anderen die je kan helpen om je bewust te worden van de bril die je opzet en hoe die bril je handelen in de klaspraktijk kleurt. Dit voorbeeld illustreert hoe leerkrachten zich samen bewust worden van hun kijk op diversiteit.
“In de leraarskamer en op vergaderingen zeggen collega’s vaak hoe moeilijk het is dat ons doelpubliek de laatste jaren zo veranderd is. Onze populatie is heel wat diverser geworden. Veel kinderen in onze buurt groeien op in kansarmoede en hebben ouders die niet opgeleid zijn. Heel wat kinderen spreken verschillende talen spreken en komen uit verschillende culturen. De aanpak die vroeger werkte, werkt niet altijd meer. Daarom stapten we in het Potential-traject. Daar wordt diversiteit als een hefboom voorgesteld. Dat zet ons aan het denken. Wij zagen diversiteit tot nu toe vooral als een probleem. Kunnen we er anders naar kijken? Toen de ouders van twee Roma-kinderen hun rapport weer niet kwamen halen op school en niet reageerden op mijn digitale berichtjes, besloot ik het anders aan te pakken. In overleg met het zorgteam schakelde ik de Roma-steward in die we op de personeelsvergadering hebben uitgenodigd. Die hielp ons de mama’s van de twee kinderen naar school te halen. Meestal richten we ons tot de papa’s, want die spreken meer Nederlands. Dankzij de steward spreek ik nu met de mama’s. Ik besef nu pas hoe moeilijk onze schriftelijke en digitale communicatie is en hoe zij die vaak niet begrijpen. Dit vertelde ik in ons kernteam van Potential. Mijn collega van de wijkafdeling herkende dat. Zij had de papa van een kleuter aangesproken, omdat die nooit fruit meegaf, altijd koeken. Wij vinden gezonde voeding vanzelfsprekend, maar sommige ouders hebben er nog nooit bij stilgestaan. Onze zorgleerkracht zei dat er in het pakket van de voedselbank ook nooit fruit zit. In het traject denken we na over hoe we beter kunnen inspelen op de achtergrond van onze kinderen”.
Drie opvattingen blijken volgens onderzoek cruciaal voor een inclusieve kijk (Roose e.a., 2019). Ze kunnen niet zonder elkaar, versterken elkaar en zijn dus complementair. De volgende richtvragen helpen je nadenken over hoe jij dat ziet.
Naast je opvattingen over diversiteit bepalen je algemene opvattingen over leren in welke mate je ervan overtuigd bent dat je zelf verantwoordelijk bent voor het leren van al je leerlingen en wie je daarbij welke rollen toedicht.
Collega’s en andere partners kunnen je uitdagen in je onderliggende overtuigingen. In een ondersteunende context samen reflecteren en discussiëren over de gevolgen van bepaalde manieren van kijken op wat je doet in de praktijk, maakt je volgens onderzoek bewust van de overtuigingen die onder je gedrag schuilgaan (Jordan e.a., 2009). De feedback en perspectieven van anderen laten je ook toe om te zien hoe andere overtuigingen kunnen leiden tot effectievere onderwijspraktijken voor alle leerlingen. Je louter bewust worden van je opvattingen of die veranderen, is echter onvoldoende. Het veranderen van je praktijk is volgens onderzoek even belangrijk. Daarbij is het ook nodig dat je jouw praktijk aan je opvattingen leert linken (Timperley, 2007).
In plaats van in gesprek te gaan met elkaar over je opvattingen over leerlingen is het dus effectiever om je interacties met leerlingen samen te onderzoeken:
Daarbij ga je na of wat je doet, aansluit bij je opvattingen en ermee strookt.
Om de dialoog met collega’s over de inclusieve kijk op gang te brengen, ontwikkelde Potential heel wat werkvormen, zoals ‘Brainstorm wat kleurt onze kijk op inclusie?’, ‘Kijken om te leren’ en ‘Gedachten die helpen groeien’. Andere werkvormen richten de blik op ondersteuning in de omgeving, zoals ‘Hulpbronnen voor inclusie: een GPS’, ‘Sociaal netwerk in kaart’ en ‘Kritische vriend gezocht’.
Door uit te wisselen en elkaars praktijken te bespreken wordt het onzichtbare zichtbaar. Dit doen we door echt stil te staan bij waar we het verschil kunnen maken voor onze leerlingen. Wanneer we een werkvorm uittesten, kijken we echt door de ogen van de leerlingen. Hoe maakt deze werkvorm het verschil voor het leerproces van deze leerling?
Om opvattingen over inclusie te beïnvloeden, volstaat het niet dat je ervaringen uitwisselt of een nieuwe methodiek aanleert. Je bewust worden van je manier van werken vraagt een diepgaande dialoog met collega’s of andere partners die je aanpak en je opvattingen niet alleen bevestigen, maar ook kritisch in vraag durven stellen. Groeien als inclusieve leerkracht is dus een kwestie van samen denken en praten, ideeën herzien en je praktijk verfijnen (Ainscow & Miles, 2008).
Als je ook met je team naar een inclusieve schoolcultuur wil groeien, vraagt dat gedeelde opvattingen over hoe je inclusieve leeromgevingen creëert. Die ontwikkel je in een proces van voortdurende reflectie, waarbij je gedeelde opvattingen leert vertalen naar praktijken. Die praktijken kan je vervolgens weer in vraag stellen en samen bijsturen. Op basis daarvan verfijn je ook je eigen opvattingen. Dat sluit sterk aan bij de methodiek van actieonderzoek die het professionaliseringstraject van Potential hanteert.
Een inclusieve kijk ontwikkel je dus niet vanzelf. Het veronderstelt:
In je eentje kan je heel wat zaken leren om je klaspraktijk te verbeteren. Bij complexe vragen zoals die zich in de praktijk van inclusief onderwijs stellen, biedt het volgens onderzoek nochtans een meerwaarde om samen met collega’s en andere relevante partners in je netwerk op zoek te gaan naar mogelijke antwoorden (Avalos, 2011; Waitoller en Artiles, 2013). Duurzame oplossingen voor complexe vraagstukken ontstaan immers vaak pas als er meerdere actoren en dus meerdere perspectieven betrokken zijn (Tjepkema, Verheijen & Kabalt, 2016). Samen ideeën en ervaringen uitwisselen aan de hand van leermaterialen of praktijksituaties biedt leerkrachten een soort springplank voor hun professionele ontwikkeling. Het helpt om je van één punt naar een ander te bewegen. Een belangrijk deel van het leren van leerkrachten blijkt tot stand te komen doorheen hun interacties met collega’s op basis van concrete materialen en situaties.
“Potential heeft diversiteit en samenwerking bespreekbaar gemaakt in ons team en zette vele leerkrachten aan tot denken en reflectie. Het bood collega’s een spiegel aan die stimuleerde om zich open te stellen voor veranderingen”
De volgende leervraag illustreert dit proces, bekijk film.
Het professionaliseringstraject van Potential reikt werkvormen en materialen aan om systematisch ideeën en ervaringen te delen met je collega’s. Het stimuleert je om je bewust te worden van de problemen, sterktes en uitdagingen in jouw context en om actief aan de slag te gaan om oplossingen te ontwikkelen samen met collega’s en andere partners. Die werkwijze sluit aan bij actieonderzoek. Dat is “een geheel van activiteiten van leerkrachten die- met behulp van technieken en strategieën van sociaal-wetenschappelijk onderzoek- reflecteren op hun eigen praktijk en die op basis van de zo verkregen inzichten hun eigen praktijk systematisch proberen te verbeteren”(Ponte, 2002a).
Ponte (2002b) onderscheidt vier uitgangspunten van actieonderzoek.
Volgens Waitoller en Artiles (2013) zet actieonderzoek je op een krachtige manier aan om je eigen praktijk te onderzoeken en samen stil te staan bij opvattingen die ertoe kunnen leiden dat bepaalde leerlingen moeilijker tot leren komen. Actieonderzoek voldoet volgens hen ook aan de volgende effectieve kenmerken:
In het professionaliseringstraject van Potential doorloop je de stappen uit de cyclus van actieonderzoek samen met een aantal collega’s (O’Leary, 2004; Bradbury, 2015).Je vertrekt van wat je tijdens observaties hebt vastgesteld in de klas of de school.
“Een leerkracht werkte een dagplanning uit om de leerlingen zelfstandig te laten werken. In het kernteam bekeken we hoe we dat kunnen aanpassen, zodat er ook aandacht is voor leerlingen die nog moeten groeien in zelfstandigheid. De leerkracht van een andere klasgroep voelde zich daardoor geïnspireerd. Zij werkte verder ook mee aan de dagplanning”.
Samen reflecteren over diversiteit en samenwerking is dus altijd gericht op actie, op effectieve veranderingen in de klas- en schoolpraktijk. Elke bijeenkomst eindigt daarom met een opdracht om iets uit te proberen, ook al is dat iets kleins. Armstrong & Moore (2004) benadrukken dat actieonderzoek niet vrijblijvend is, maar een ambitieus doel heeft, namelijk ongelijkheid en uitsluiting in het onderwijs verminderen.
Als je overweegt om met een professionaliseringstraject van Potential te starten, is het zinvol om vooraf stil te staan bij wat dit voor jouw school kan betekenen. Daarvoor plan je best een overleg of intakegesprek met je directie en andere relevante betrokkenen, bijvoorbeeld één of meer medewerkers van het zorgteam, geïnteresseerde leerkrachten, een beleidsondersteuner,...
Potential reikt een Powtoon-filmpje aan over de doelstellingen en de competenties voor inclusie waar het traject zich op richt. De eerste afweging die je daarbij samen maakt is of die doelstelling, namelijk inclusieve leeromgevingen creëren met diversiteit waarderen en benutten en verbindend samenwerken als hefbomen, aansluit bij de beginsituatie van de school.
De volgende richtvragen kunnen het gesprek daarover op gang brengen.
In een powerpointpresentatie wordt het professionaliseringstraject geschetst. De powerpointpresentatie kan je vinden bij Bijeenkomst 'Van Realiteit naar Doel', materiaal. Vanuit wat nodig is om effectief te professionaliseren, vertrekt het daarbij van een aantal expliciete keuzes.
Als team weeg je dus ook samen af of die keuzes aansluiten bij je professionaliseringsnoden.
Om te weten wie interesse heeft in het traject, is het nuttig dat alle leerkrachten vooraf een voorstelling krijgen van
Het Powtoon-filmpje en de powerpoint-presentatie (Powerpoint zie Bijeenkomst Realiteit naar Doel, materiaal) kan je ook benutten om het hele schoolteam te informeren en om leerkrachten te laten nadenken over de noden die zij rond het thema ervaren in de klaspraktijk. Naast een voorstelling van het traject is er ook transparante communicatie nodig over
Dat verheldert de samenhang met het beleid van de school en stimuleert leerkrachten tegelijk ook om eigenaarschap over hun professionaliseringstraject op te nemen.
De bijeenkomsten met het kernteam waren gemoedelijk. De vrijheid om rond een eigen thema en leervraag te werken vond ik heel fijn.‘Niets moet, alles kan’. Ik kon met mijn vragen terecht bij de collega’s. Geen enkele vraag was een domme vraag. Dat betekent niet dat we op alles een antwoord hadden, maar de uitwisseling was heel aangenaam en leerrijk. Dit gaf ons de gelegenheid om elkaar beter te leren kennen.
Als je in een kernteam werkt, is het de bedoeling dat je van daaruit gericht ervaringen en kennis deelt met de collega’s van het breder schoolteam. Het professionaliseringstraject van Potential helpt je via praktijkopdrachten om de verbinding te maken met wat er gebeurt en nodig is in het bredere schoolteam. Zo ga je over je doelen en ervaringen in gesprek met leerlingen, ouders, collega’s en andere partners in het schoolteam. Bijvoorbeeld kan je
Er zijn leerkrachten die aangeven dat ze de collega’s op een meer positieve manier hebben leren kennen. Er zijn heel wat leerkrachten die dankzij Potential diversiteit hebben leren appreciëren. Het heeft diversiteit en samenwerking bespreekbaar gemaakt en het zette vele leerkrachten aan tot denken en reflectie.
Bruns & Bruggink (2016) zeggen dat het ideaal is om een professionele leergemeenschap op te starten
Om een groter schoolteam tot professionele leergemeenschap te doen uitgroeien, werk je dus best met verschillende kernteams of deelteams.
Voor het Potential-traject stellen we een kernteam voorop dat
“Ik vind het zo waardevol dat ik als ondersteuner mee tot het kernteam behoor. Ik leer de leerkrachten beter kennen en mag samen met hen leren”
De verzuchting leeft dat inclusie pas kan slagen met voldoende middelen voor personeel, ondersteuning in de klas, kleinere klasgroepen... Je kan daar weliswaar voor ijveren en het beleid trachten te beïnvloeden via koepels en vakbonden, maar het financiële en personeelskader kan je op korte termijn meestal niet veranderen. Hoe kunnen leerkrachten inclusief onderwijs nu realiseren met beperkte middelen, zonder zichzelf en hun leerlingen tekort te doen? Prochnow, Kearney en Carroll-Lind (1999) onderzochten wat leerkrachten daarbij nodig zeggen te hebben. Alle leerkrachten duiden unaniem financiële middelen aan als belangrijkste voorwaarde om kwaliteitsvol inclusief onderwijs te realiseren. Daarnaast zien ze nog zes factoren die nodig zijn:
De zes factoren hebben gemeen dat ze allemaal voldoende tijd vragen om er als team samen aan te kunnen werken en in te kunnen groeien. Daar wil Potential op inzetten door samen een professionsaliseringstraject aan te gaan.
Hoeveel tijd je precies moet inplannen om samen te professionaliseren, hangt af van het doel dat je tegen het einde van je traject wil bereiken. Professionalisering gericht op oppervlakkige kennisverwerving vraagt minder tijd dan trajecten waarin je een diepgaand leerproces nastreeft om te groeien in je overtuigingen en opvattingen (van Keulen e.a. (2015). Om inclusief te leren werken, is dat laatste nochtans essentieel.
Door Potential hebben we de tijd genomen om zaken uit te proberen, te zoeken en er bewuster bij stil te staan hoe we naar diversiteit en inclusie kijken. Die uitwisseling werd algemeen positief onthaald en had zeker een invloed op onze samenwerking.
Vanuit criteria om effectieve leerwinst te bekomen, vragen Merchie e.a. (2015) voor een effectief professionaliseringstraject minstens twintig uren, met voldoende spreiding in de tijd. Potential stelt daarom een traject voor dat bestaat uit acht bijeenkomsten van telkens twee à drie uur. Elke school kan daarbij flexibel bekijken wat ze in haar context haalbaar kan organiseren.
De volgende school ging een flexibel traject aan binnen het Potential-project, zie film.
Investeren in gezamenlijke professionalisering gericht op inclusie vraagt:
“De leerkrachten vinden het traject intensief, geven aan het interessant en verrijkend te vinden, maar zitten er soms mee hun klas er een ganse namiddag voor in de steek te moeten laten. Als coach ga ik met hen bespreken wat we eventueel kunnen doen om rekening te houden met die bezorgdheid”.
Gezamenlijke bijeenkomsten organiseren voor verschillende leerkrachten tijdens de werkuren is in de huidige context vaak niet vanzelfsprekend. In het Potential-traject vonden scholen onder meer de volgende creatieve manieren om collega’s vrij te roosteren.
Potential heeft specifieke doelstellingen, een mogelijke werkwijze en ondersteunende materialen uitgewerkt voor acht bijeenkomsten gericht op inclusie. Ze bieden een soort draaiboek voor een effectief professionaliseringstraject.
“Als coach heb ik zeer veel aan de draaiboeken voor de bijeenkomsten. Ze geven een duidelijk houvast en bevatten voldoende werkmateriaal om de bijeenkomsten zinvol in te vullen, zonder je vast te zetten in een te strak schema. Dit biedt ruimte om in te gaan op items die zich op dat moment aanbieden”.
Gezamenlijke leeractiviteiten in een proces op weg naar inclusie in een gestructureerd traject gieten is niet vanzelfsprekend. Daarom ontwikkelde Potential een kapstok waarbij je achtereenvolgens drie accenten in de focus kan houden voor je competentiegroei.
“Tijdens de voorbereiding van het professionaliseringstraject werd duidelijk dat er in ons team discussie was over hoe divers onze school is. Sommige leerkrachten zagen weinig diversiteit. Door te starten met focus A konden we de dialoog daarover voeren. We leerden diversiteit een brede invulling geven en zien daardoor veel meer diversiteit op onze school dan we eerst zagen. Dat maakte het traject betekenisvol voor iedereen”.
De focus is wat op de voorgrond komt. Hij geeft aan waar je op dat moment naartoe werkt. De drie foci weven samen een rode draad doorheen je bijeenkomsten. Ze bieden je een soort ruggengraat die de samenhang in je traject benadrukt. Dat helpt je om niet naar een volgende focus over te gaan zolang de vorige nog niet voldoende bereikt is.
Het onderscheid tussen de foci lijkt soms kunstmatig, alsof er bij focus A bijvoorbeeld geen acties zijn en bij focus B geen doel meer kan wijzigen of bijkomen. Dat is niet het geval. Een focus vooropstellen betekent dat je op iets mikt, maar tegelijk ook breder kan werken. Wat betekent dat concreet?
De realiteit in de klas en op school vormt het vertrekpunt om een klein en concreet doel te bepalen voor de eigen praktijk. Om die realiteit in beeld te brengen, kan je je richten op vier cirkels. Daarbij vertrek je dichtbij jezelf en dein je steeds verder uit. Zo sta je stil bij je eigen kijk als persoon, bij je kijk op diversiteit als leerkracht in de klas, bij de samenwerking in je team en bij de kijk van ouders en andere betrokkenen in de school en in de samenleving.
Potential reikt je werkvormen aan om te brainstormen over wat er in elk van die cirkels speelt. Die realiteit kleurt immers wat er voor jouw praktijk een relevant doel is.
Om vanuit de realiteit tot een doel te komen, benut het Potential-traject twee methodieken die volgens onderzoek krachtig blijken.
Je kan werken met
“De beeldcoaching vond ik heel zinvol. Je ziet en hoort veel meer als je jezelf eens bezig ziet. De beelden herbekijken, nodigt echt uit om erover na te denken, meer nog dan bij een foto. Je hoort je stem, je ziet de reacties en mimiek van de leerlingen naar aanleiding van wat je gezegd hebt… De waarderende reacties van de collega’s werken ook heel bemoedigend. Als je zelf iets nieuws uitprobeert, bijvoorbeeld een nieuwe werkvorm van coöperatief leren, heb je niet altijd het gevoel dat je goed bezig bent. Dan doet het deugd als de collega’s erop wijzen wat er wel al lukt. Dat stimuleert om vol te houden en door te gaan op de ingeslagen weg”.
Als je een doel voor ogen hebt en ermee aan de slag wil, kan je samen stilstaan bij wie of wat je kan helpen om dichter bij dat doel te komen en concrete acties plannen om inclusiever te werken in de praktijk.
Zowel bij jezelf als bij anderen kan je heel wat hulpbronnen vinden. Potential reikt je een aantal hulpbronnen aan die je gericht kunnen ondersteunen in je inclusieve competentiegroei. Naargelang je doel bedenk je waarnaar je precies op zoek bent en welke hulpbronnen je nodig hebt. De samenwerking in je sociaal netwerk in kaart brengen, is alvast een krachtige manier om te bepalen aan wie je welke vorm van ondersteuning kan vragen.
Ben je op zoek naar coaching, intervisie of supervisie, of wil je dat in je school organiseren om leervragen uit de praktijk te bespreken met collega’s? Ook daarvoor bestaan er heel wat werkvormen. Potential werkt bijvoorbeeld met intervisie volgens de GRROW-gespreksstructuur vanuit inspirerend coachen (Clement, 2015).
“Tijdens het Potential-traject hebben we ons netwerk verder uitgediept door contact met de brugfiguur, parallel- en graadscollega’s, het zorgteam,… Mét veelal een positief resultaat: yes! Nu ben ik benieuwd hoe de ervaring met het netwerken is in andere scholen. Welke bronnen hebben zij geraadpleegd om problemen aan te pakken?”
Om de opbrengst van een professionaliseringstraject te verantwoorden naar collega’s en de buitenwereld toe, is het essentieel om zichtbaar en tastbaar te maken wat je samen geleerd hebt (Bruns & Bruggink, 2016).
“Ons team gaf eerder al aan dat ze elkaar te weinig kennen. Daarom hebben we tijdens een bijeenkomst met ons hele team gekozen om samen aan de slag te gaan met de talentenkaart van Klasse. Talenten van jezelf benoemen en toeschrijven aan een ander is voor sommigen een moeilijke opgave. De richtvragen vanuit Potential en de checklist gaven ons wel een leidraad en inspiratie. De talentenkaarten die we over elkaar maakten, zullen in de leraarszaal blijven, zodat iedereen dit kan bekijken en er gebruik van kan maken. We werden ons ook bewust hoe belangrijk het is elkaars sterktes te benutten. Zo is de atelierwerking in de bovenbouw een mooi voorbeeld van elkaars talenten gebruiken. De co-teaching die nu in twee klassen is opgestart, zien we ook als een mooie aanzet daarvoor”.
Wanneer je een aantal inclusieve acties in de praktijk hebt gebracht,
Ev. invoegen Smiley uit intervisie Ukkel en/of video waarin ik de Smiley-werkvorm toelicht?
Potential reikt je heel wat manieren aan om wat je geleerd hebt met je team te delen. Om het beleidsvoerend vermogen van je school te versterken, geef je elk ontwerp of format best vorm op een manier die aansluit bij de noden en de cultuur in je team. Zo zoek je een eigen manier om samen met je schoolteam na te denken over ieders competenties voor inclusie. Dat kan leiden tot vervolgacties en inspireren om bepaalde resultaten duurzaam te verankeren in het eigen zorg- en schoolbeleid.
“De pedagogische studiedag was een groot succes. Er was een grote betrokkenheid en een sterk groepsgevoel. Daarmee verdween het wij-zij-gevoel tussen ons als leden van het kernteam en de rest van het schoolteam. De olievlek heeft zijn werk gedaan. Doordat het kernteam zich kwetsbaar heeft durven opstellen, is dit echt goed ontvangen in het team. Het traject was een succes doordat zaken stap per stap konden worden aangepakt.”
Potential stimuleert de reflectie aan de hand van richtvragen die je kunnen ondersteunen in je gezamenlijk leerproces. De vragen zijn bedoeld om je te helpen een helder zicht te krijgen op het doel, de realiteit, mogelijke hulpbronnen, opties en actieplannen om aan je competenties voor inclusie te werken. Ze zijn bedoeld om de dialoog richting te geven en helpen je focussen op waar de bijeenkomst of werkvorm zich op richt. In focus A ‘Doel en realiteit’ vind je bijvoorbeeld vragen terug die het doel zowel als de realiteit van inclusie in de klas en op school helder helpen krijgen. Als je in verschillende subgroepen werkt, kan een projectie of afdruk van de richtvragen helpen om de focus in elke groep zichtbaar te houden.
De vragen vormen echter geen interviewleidraad. Als je de ene na de andere vraag afvuurt, voelen collega’s zich al vlug ondervraagd. Om elkaar te stimuleren om door te denken op je antwoorden, werkt het beter als je inspeelt op wat zich concreet aandient tijdens het gesprek. Door verder te bouwen op wat je collega’s zeggen, kom je vanuit benieuwdheid al snel tot vragen die bij jou en je collega’s passen. Je voorstellingsvermogen helpt vaak om die vragen te bedenken: zie je het voor je?
De richtvragen zijn vaak geformuleerd als open vragen. Nochtans zijn ook gesloten vragen zinvol, namelijk om zaken af te toetsen. Door open en gesloten vragen af te wisselen en aandacht te hebben voor zowel de inhoud als de beleving van je collega’s, breng je variatie in je bijeenkomsten.
Tussen de richtvragen door bouw je ook rustpunten in als je geregeld samenvat wat je gehoord hebt. Daarbij heeft de coach een voorbeeldrol: als die doorvraagt en samenvat tot hij of zij de situatie helder voor ogen ziet, is de kans groot dat de collega’s dat ook beginnen te doen.
Opdat je maximaal eigenaar blijft van wat je leert, helpt het als ieder voor zichzelf bijhoudt wat je tijdens de bijeenkomsten van het professionaliseringstraject leert. Om dat te structureren, ontwikkelde Potential een groeibundel. Daarin kan je voor je professionele ontwikkeling bijhouden
Wat je noteert, is voor iedereen persoonlijk. Sommigen noteren niks, anderen af en toe een staakwoord, weer anderen uitgebreide reflecties en voorbeelden. Dat maakt niet uit. De bundel is namelijk louter bedoeld als een hulpmiddel om je persoonlijke groei te ondersteunen. Je hoeft hem niet in te vullen of aan anderen door te geven. Je beslist zelf wat je eventueel wil delen en met wie.
In het professionaliseringstraject van Potential leer je de waarde van samen inclusief leren expliciteren in een waardecreatieverhaal (Korenhof e.a., 2011). Dat helpt om uitkomsten te borgen en om wat werkt, door te trekken naar andere leermomenten of trajecten. Als je de opbrengst van een traject in beeld brengt, lijkt de leerwinst op het eerste gezicht soms klein of weinig tastbaar. Dat kan je doen aarzelen of wat jij geleerd en gedaan hebt, je collega’s kan inspireren. van Keulen e.a. (2015) suggereren dat je bij zulke twijfels je directie kan aanspreken om mee na te denken over hoe de opbrengsten van wat je met tijd en moeite leerde, ingebed kunnen worden in de schoolwerking. Zo koppel je jouw professionele ontwikkeling aan de bredere curriculum- en schoolontwikkeling.
Soms krijg je na een uitwisselmoment met je breder schoolteam de vraag van je directie of één van je andere partners om wat je geleerd ook extern te delen: op een studiedag, een vergadering van de scholengemeenschap, een ouderraad, inspectiebezoek, via een online of geschreven communicatiekanaal,... Ook dat is een manier om wat je leerde, te laten uitdeinen in een bredere groep collega’s en/of partners.
Volgend voorbeeld illustreert de meerwaarde van het Potential-traject voor een school.
Vijf leerkrachten trachtten vanuit een professionaliseringstraject van Potential hun hele team mee te nemen in een gezamenlijk leerproces om beter om te gaan met de groeiende diversiteit in hun school. Eerst doorliepen ze in hun kernteam zes bijeenkomsten van Potential onder begeleiding van een begeleider competentieontwikkeling van de pedagogische begeleiding. Daarna volgde er een pedagogische studiedag met alle collega’s, waarvoor ze de inspiratie haalden uit de werkvormen en materialen voor de zevende bijeenkomst. De ontwerppresentatie die Potential aanreikte, pasten ze vanuit hun eigen ervaringen en accenten aan. Ze vertelden aan de groep wat hun leerdoelen waren geweest, toonden welke acties ze ondernomen hadden om dat doel te bereiken en gaven aan wat ze uit het traject geleerd hadden. Vervolgens nodigden ze de collega’s uit om in kleine groepjes, elk samen met een kernteamlid, stil te staan bij de eigen competenties als inclusieve leerkracht. Aan de hand van de groeibundel van Potential dachten alle collega’s na over een eigen leerdoel. Waar wilden zij aan werken om verder te kunnen groeien in hun inclusieve competenties? Wilden ze dat alleen doen of samen met anderen? Wie of wat zou hen daarbij kunnen helpen?
Het team bracht ook het schoolnetwerk in kaart: aan wie vragen en geven leerkrachten ondersteuning in functie van een inclusieve klaspraktijk? Welke vorm van ondersteuning is dat dan? In de netwerkfoto’s stelden de directie, de pedagogisch begeleider die het kernteam coachte en een leerkracht uit dat kernteam samen vast dat de collega’s enorm veel informatie en didactisch materiaal uitwisselen en emotionele steun geven aan elkaar. Tegelijk zien de meeste leerkrachten blijkbaar weinig mogelijkheden om van elkaar te leren en daar samen sterker van worden. Tijdens de achtste bijeenkomst geven de leerkrachten van het kernteam aan dat net dat leren van elkaar de grote meerwaarde vormt van het traject: “Met een kernteam zijn we aan Potential begonnen. Het was een fijne ervaring om elkaar eens anders te leren kennen. Dat zouden we ook na Potential nog moeten kunnen doen. Tijd om samen naar oplossingen te zoeken, samen met een coach. Verbindend samenwerken heeft voor mij een nog grotere waarde. Differentiatie kan je ook in kleine stapjes aanvatten. Zo’n kleine stap kan veel voldoening geven. Daarom hoop ik dat we ook in de toekomst de kracht en de energie vinden om te blijven investeren in verbindend samenwerken”.
Het gelopen traject overtuigde de directie om alle collega’s het schooljaar nadien aan te moedigen om hun leerdoel uit de pedagogische studiedag opnieuw voor ogen te nemen. Hadden ze er al aan gewerkt? Was het doel nog relevant, of wilden ze het bijsturen? Iedereen kon in functie van zijn eigen professionele ontwikkeling bedenken wie of wat hem kon ondersteunen om zijn doel te bereiken. Zo konden leerkrachten bijvoorbeeld een studiedag volgen die aansloot bij wat ze wilden leren. Ze konden hospiteren bij een collega of vragen dat iemand bij hen kwam observeren. Iemand wou een langduriger training in coachingsvaardigheden volgen in de scholengemeenschap. Sommigen lazen een boek dat aanbevolen werd in het online kenniscentrum van Potential en bespraken met elkaar hoe ze de inzichten daaruit konden toepassen. Anderen wilden aan beeldcoaching doen met een kernteamlid, met de richtvragen uit het traject als richtsnoer.
Stilstaan bij diverse mogelijkheden om elkaar te ondersteunen, moedigde de school aan om gericht op zoek te gaan naar nieuwe antwoorden op de groeiende diversiteit in de schoolpopulatie. Het hielp hen om daarbij duidelijke prioriteiten te stellen. Bij hun keuzes verbonden ze bepaalde ideeën ook met andere professionaliseringsinitiatieven, onder meer gericht op de verkenning van het nieuwe leerplan en omgaan met moeilijk hanteerbaar gedrag. Ze bekeken ook welke acties konden aanhaken bij een werkgroep die activititeiten ondernam om de ouderbetrokkenheid te verhogen. Onder het motto ‘less is more’ daagde het traject het team ook uit om te snoeien in een aantal werkgroepen die weinig impact bleken te hebben op het leren van de leerlingen en op het gevoel van onderlinge steun in het team. Nieuwe initiatieven nemen betekende dus ook schrappen en loslaten. Dat maakte het traject haalbaarder en motiveerde de collega’s om het in alle drukte met meer goesting vol te houden.
Aan het einde verwoordde de directeur de meerwaarde van het traject als volgt. Hij richtte zich daarbij tot collega’s die overwegen om er eventueel ook mee te starten.
Beste directeur
Doe mee aan Potential om
gedreven, sterke, vaak zoekende collega’s competenter te maken
de verbreding in je team te verhogen
het nut van kleine stapjes te zien om het verschil te maken
leerkrachten en teamleden met elkaar te laten spreken over die kleine stapjes: wat kunnen we doen, hoe kunnen we het doen en vooral: waarom willen we dit doen?
Doe niet mee aan Potential als je een grote helende goeroe zoekt of een wonderpil.
Groeten,
een collega
Om tot een effectieve professionele ontwikkeling te komen, is het volgens onderzoek cruciaal dat iemand het leerproces in de groep, het team of kernteam faciliteert (Merchie e.a., 2015). Daarbij is het belangrijk dat de facilitator een evenwicht vindt tussen inhoudelijke input geven enerzijds en het leerproces faciliteren via feedback- en andere coachende vaardigheden anderzijds. Die rol als facilitator of coach klinkt voor sommigen hoog gegrepen. Het inspirerend coachen (Clement, 2015) stelt echter gerust: coachen gaat in essentie om het uitlokken en begeleiden van leren.
Coachen vertrekt daarbij van een sterk geloof in het potentieel van de ander om zich te ontwikkelen en om situaties op te lossen. Het uitgangspunt is dat iedereen kan leren. Dat begint al vóór je coacht, door stil te staan bij hoe je naar de ander kijkt. Het gaat daarbij niet alleen om een onvoorwaardelijk geloof dat elke leerling kan blijven leren. De overtuiging is ook dat elke leerkracht diversiteit kan leren waarderen en samen met anderen kan bedenken wat werkt om de klas en de school inclusiever te maken. Als iedereen kan blijven leren, hoef je ook als coach lang niet volmaakt te zijn. Als je erin slaagt collega’s goesting te doen krijgen om zaken uit te proberen en om hun competenties aan te scherpen, wordt het vaak ook minder moeilijk om uit te zoeken hoe je eventueel ontbrekende inhoudelijke expertise kan aanvullen.
Als coach ga je bewust in een attitude zitten van benieuwdheid naar hoe collega’s inclusie in hun praktijk ervaren. Echte belangstelling geeft je kilometers voorsprong. Coaching richt zich daarbij niet alleen op probleemsituaties, maar ook op krachten en mogelijkheden, zowel bij leerkrachten, leerlingen, ouders als andere partners. Coaching is immers vooral toekomstgericht. Als coach ben je dus evengoed benieuwd naar
Daarbij tracht je collega’s te
Een online filmpje vat de basisideeën van ‘iedereen coach’ op een toegankelijke manier samen.
In het professionaliseringstraject van Potential faciliteer je als coach een proces van samen leren. Daarbij is het volgens Borko (2004) nodig om in te zetten op vier aspecten.
Collega’s ondersteunen om vertrouwen in elkaar op te bouwen, zodat er ondersteunende en tegelijk uitdagende conversaties kunnen komen over diversiteit en samenwerking in de klaspraktijk. Die ondersteuning draagt ertoe bij dat leerkrachten
Het is van belang om de activiteiten te structuren. Dat is nodig om een omgeving te creëren waarin collega’s zich veilig kunnen voelen om onbekende paden gericht op inclusie te verkennen en om nieuwe oplossingsstrategieën in het omgaan met diversiteit met elkaar te delen.
De coach moedigt ook aan om in de bijeenkomsten concrete materialen in te brengen die weerspiegelen hoe collega’s alle leerlingen tot leren trachten te brengen, bijvoorbeeld
Materialen uit de klaspraktijk blijken volgens onderzoek krachtige instrumenten om verandering te faciliteren. Ze vormen een hulpbron om de visie op inclusie die collega’s samen ontwikkelen af te toetsen aan de dagelijkse klaspraktijk en het leerproces van alle leerlingen. Ze maken het mogelijk elkaars strategieën en hoe die bijdragen aan ieders leerproces te onderzoeken en samen ideeën te ontwikkelen in functie van een inclusieve praktijk. In het Potential-traject reflecteer je bijvoorbeeld over videofragmenten en bespreek je eigen beeldmateriaal via beeldcoaching. Dat helpt om een gedeelde inclusieve visie en cultuur creëren te ervaren als een leerproces en om de school te leren zien als een plaats waar zowel jijzelf als je leerlingen leren, waar je nieuwe zaken kan uitproberen en er samen met collega’s over kan reflecteren.
4. Ambitieuze doelen bewaken
Een coach bewaakt ook de ambitieuze doelen van het traject, in dit geval inclusieve leeromgevingen creëren, diversiteit waarderen én benutten en verbindend samenwerken. Dat doe je door
Daarbij is het nodig dat je
“Gezien de groeiende diversiteit in onze school had onze directie beslist om in een Potential-traject te stappen. Als leerkrachten wilden wij wel meedoen omdat we juist begonnen waren te experimenteren met coteaching en samen voor de klas staan. Het hielp ons dat er een pedagogisch begeleider kwam meedenken als externe coach. Zij hielp ons stilstaan bij hoe we omgingen met de diversiteit in onze klassen. Hoe wilden wij door samen les te geven een verschil maken voor al onze leerlingen? Ze waardeerde wat we uitprobeerden, maar hielp ons ook kritisch kijken. Konden we een andere instructie geven? Waren er digitale tools die we konden inzetten? We ontdekten ook wie waar sterk in is in ons coteaching-team”.
Om anderen aan het leren te krijgen, zet je als coach een aantal vaardigheden in. Het inspirerend coachen (Clement, 2015) onderscheidt er zeven. Iedereen heeft ze bewust of onbewust ter beschikking. Om ze te activeren, kan je er weliswaar over lezen of een toelichting beluisteren, maar het zijn geen methodieken of technieken die je zomaar toepast. Je krijgt ze pas echt onder de knie door ermee aan de slag te gaan en feedback te vragen aan collega’s, een begeleider of een coach.
Door de zeven vaardigheden vanuit inspirerend coachen in te zetten in je kernteam of team, draag je bij aan een leerklimaat dat
Elk van de zeven vaardigheden zet je in tijdens verschillende fasen van je gesprekken en bijeenkomsten. De gespreksstructuur GRROW helpt je om daarbij structuur en doelgerichtheid te bekomen.
De coachingswereld is het erover eens dat in principe iedereen een coachende rol kan leren opnemen. Dat blijkt alvast uit de titel van het boek ‘Iedereen coach’ (Clement, 2013), een verlengstuk van de gelijknamige online tool www.iedereencoach.be.
De rol als facilitator of coach van een leerproces naar inclusie kan vanuit heel verschillende functies opgenomen worden. In het Potential-traject gebeurt dat bijvoorbeeld door
Scholen die kiezen voor een interne coach, doen dat vooral omdat een collega
Scholen die voor een externe begeleider kiezen, doen dat vooral omdat een externe partner
It takes teamwork to make a dream work! Scholen kiezen vaak bewust voor een duo van twee coaches. Het voordeel is dat twee coaches
Net als bij co- en teamteaching vraagt samen coachen de nodige tijd voor onderlinge afstemming in functie van een gezamenlijke voorbereiding, uitvoering en nabespreking van de bijeenkomsten. Bijvoorbeeld kan je op voorhand afwegen wie van beiden in welke fase van een bijeenkomst of traject de leiding gaat nemen om het leerproces van de collega’s te ondersteunen. De ander kan dan meedoen, mee feedback geven, inspirerende ideeën, concrete voorbeelden of ervaringen inbrengen, of bewust tijd maken om zaken te leren in functie van de eigen klaspraktijk… Er zijn tal van vormen mogelijk. De volgende vragen kunnen het gesprek hierover richting geven.
Coachen kan in alle richtingen. Het is niet gebonden aan een of andere hiërarchische relatie. Je kan net zo goed van onder naar boven coachen, als van boven naar onder en in relaties op gelijke hoogte. Aangezien coachen verschilt van adviseren of inhoudelijke expertise overdragen, is er op zich geen inhoudelijke expertise of jarenlange ervaring voor vereist. Wel vraagt het een open, nieuwsgierige houding om van en samen met collega’s te willen leren en te onderzoeken wat kan werken in de eigen context. Als coach hoef je dus geen inhoudsexpert te zijn. Je bent de begeleider van het leerproces. Onafhankelijk van je leeftijd of ervaring is het dus vooral nodig dat je goesting hebt om een gezamenlijk leerproces in het team op gang te brengen en collega’s daarin te ondersteunen.
Verschuiven in je rol voelt meestal gemakkelijker aan en doe je bewuster als je er een duidelijke vraag voor krijgt vanuit de directie of het beleidsteam. Je impact hangt echter veel meer af van de rol of positie die je durft innemen. Daar is geen mandaat voor nodig. Want vanuit welke positie je ook aan de slag gaat, het belangrijkste is dat er in je team een leer- en zoekproces op gang komt en dat je de collega’s doorheen dat proces begeleidt door mee te denken en mee uit te zoeken hoe de klaspraktijk alle leerlingen kan bereiken. In het professionaliseringstraject van Potential kan en mag je dus samen met je team zelf ook nog veel leren over inclusieve leeromgevingen.
Leren coachen veronderstelt wel dat je voldoende tijd en ruimte krijgt om je in die rol te verdiepen. Elkaar coachen om te groeien in de competenties voor inclusie gaat immers niet vanzelf, ook al beschik je al over heel wat vaardigheden om dat te doen. Het vraagt evengoed leertijd als inclusieve leeromgevingen leren creëren of kennis opdoen over diversiteit. Om effectief tot verandering in de praktijk te leiden, vraagt ook leren coachen bijgevolg voldoende training met de nodige opvolging en kansen tot feedback.
Potential biedt nog steeds ondersteuning aan, interesse klik hier.
Een effectief professionaliseringstraject vraagt activerende werkvormen. In het professionaliseringstraject van Potential werk je meestal in een (kern)teams van vier tot zestien deelnemers. Daarbij deel je de groep of het team voor bepaalde uitwisselingen en opdrachten dus best in groepjes van twee, drie of vier personen in. De doelstellingen die je wil bereiken, de achtergrond en noden van de groep bepalen wanneer je dat doet en op welke manier je de groepen samenstelt.
Een groepsindeling kan je op voorhand bepalen, maar je kan ook ter plekke samen met de groep een werkwijze bedenken. De volgende richtvragen kunnen je keuze ondersteunen.
Als je een groep indeelt, kan je bewust kiezen voor een bepaalde groepsgrootte en daarmee variëren om de kans op interactie te verhogen. Hoe minder mensen je samen zet, hoe meer mensen er immers tegelijk aan het woord zijn.
Als verschillende deelgroepen aan de slag gaan, is het fijn dat ze zich kunnen verplaatsen in de ruimte. Daarbij helpt het om af te spreken dat mensen die klaar zijn, terug op hun oorspronkelijke plaats komen zitten. Zo behoud je als coach het overzicht. Wie klaar is, kan je bijvoorbeeld aanmoedigen om al even stil te staan bij wat hij of zij wil meenemen vanuit de uitwisseling en feedback van de collega’s. De groeibundel vormt daarbij een handig hulpinstrument om eigen reflecties en ideeën vast te zetten.
Vanuit de kleinere groepen kan je nadien conclusies laten terugkoppelen in de grote groep, groepen elkaar laten aanvullen en/of ideeën uitwisselen. Dat helpt om een rode draad te zien tussen de groepen, maar het is niet altijd nodig. Vaak volstaat het om één of enkele kerngedachten te delen. Je kan een plenum ook benutten om vragen aan elkaar te stellen, gezamenlijk stelling in te nemen of gezamenlijke besluiten te trekken.
Als je in subgroepen werkt, kan je op voorhand als coach bedenken of en wanneer je wil meedoen aan een uitwisseling of opdracht. Beide hebben voor- en nadelen. Waar wil je in je bijeenkomst vooral mee bezig zijn? Je eigen leerproces of het leerproces van je collega’s? Dat bepaalt of je kiest om mee te doen of te observeren.
De participerende en de observerende rol hebben elk hun waarde om collega’s aan het denken te zetten. Ze vullen elkaar aan. De mate waarin je naar meedoen of observeren neigt, hangt soms samen met wat je vanuit je positie of functie gewoon bent. Naargelang jij jezelf meer collega voelt onder de collega’s of jezelf meer ziet als een procesbegeleider of inhoudelijk expert, stap je allicht vlotter in de rol van participant of observator van het leerproces. Als je eens wil verschuiven of bewegen in die rol, kan je ook kiezen voor participerende observatie. Daarbij doe je mee, maar observeer je en onderzoek je tegelijk wat er leeft in de groep.
In de literatuur wordt coaching vaak geassocieerd met het GROW-model dat John Whitmore en Max Landsberg in 1996 lanceerden. Daarop aansluitend ontwikkelde Clement (2015) het inspirerend coachen in Vlaanderen. Aan de oorspronkelijke GROW voegde hij de extra letter R toe die specifieke aandacht vraagt voor de resources of hulpbronnen die je kan benutten om je doel te bereiken. De letters GRROW vormen zo een structuur om je gesprekken en bijeenkomsten doelgerichter te maken.
De fasen bieden je een steun om je bijeenkomsten te structuren. GRROW vormt daarbij geen strak schema dat je stap voor stap moet afwerken. De volgorde is niet absoluut. Collega’s komen bijvoorbeeld vaak binnen met een probleem rond diversiteit of samenwerking en van daaruit bekijk je samen wat ze willen veranderen of leren. Als je mogelijkheden voor inclusieve acties verkent, zie je een doel soms ook verschuiven of veranderen. GRROW is dus veeleer een kapstok of stappendans die je eraan herinnert welke gebieden belangrijk zijn en eventueel nog uitdieping vragen. Om effectief tot diepgang in je gesprekken te komen, is het ook nodig je coachende vaardigheden consequent toe te passen in elk van de fasen. Om dit ook in groepsverband tijdens een intervisie of supervisie te doen, ontwikkelde Potential een leidraad die aanmoedigt om de fasen en vaardigheden doelgericht in te zetten.
Als collega’s samen zitten rond een probleem in het omgaan met diversiteit of inclusie, is hun spontane neiging om dat probleem meteen op te lossen. Je collega’s coachen is echter iets anders dan hen oplossingen aanreiken of advies geven vanuit jouw expertise of ervaring (Clement, 2015). Op zich is er niets mis met een advies of oplossing geven. Het kan zelfs heel nuttig zijn. Als een leerling bijvoorbeeld in woede uitbarst, de leerkracht in paniek geraakt en er een crisis ontstaat in een klas, is het niet het moment om te vragen wat hij of zij wil leren of welke oplossingen er zoal zijn. Dan grijp je in: je geeft de leerlingen een instructie, roept er iemand bij,... Als het brandt, blus je ook eerst. Dan is coaching niet aangewezen, wel een sturende aanpak. Achteraf kan er eventueel wel coaching volgen. Want als je collega’s wil laten nadenken over inclusie, hen wil versterken in hun inclusieve competenties en zelf oplossingen wil leren zoeken, is adviezen of oplossingen aanreiken niet de beste weg. Het zorgt er namelijk voor dat leerkrachten afhankelijk worden van jouw oplossingen en expertise. Wat bij jou werkt, werkt bovendien niet noodzakelijk voor je collega’s. De vraag is dus niet of coachen of adviseren beter is, want ze zijn allebei waardevol. De vraag is wel wat je wil bereiken. Collega’s die nadenken over hoe ze aan de slag kunnen met inclusie? Of collega’s die jouw adviezen uitvoeren?
Soms zie je zelf nochtans meteen een aantal mogelijke oplossingen voor je. Je collega’s willen vaak ook horen hoe jij het omgaan met diversiteit of de samenwerking met ouders, collega’s of andere partners zou aanpakken. Ze vragen naar jouw oplossingen of adviezen. Vanuit je belangstelling voor hun ideeën kan je proberen om die even te parkeren in je hoofd, maar dat lukt niet altijd. Dan kan je jouw oplossingen ook gerust geven. Het is een misvatting dat je als coach je eigen adviezen of voorstellen altijd moet inhouden opdat je collega’s alles zelf vinden. Wel wil je collega’s stof tot nadenken geven. Daarom kan je aansluitend op je advies of oplossing iets zeggen als “Ik ben nieuwsgierig hoe jij het zou willen doen”, of een vraag stellen als “Wat denk jij ervan?”, “Kan je daar iets mee?”, “Welke mogelijkheden zie jij?” of “Welke oplossingen zie je nog meer”. Een voorstel, advies of oplossing geeft zo een impuls om samen na te denken over wat je collega’s in hun praktijk zien zitten. Het vormt een vertrekpunt om er hun eigen ding mee te doen. Collega’s hoeven je voorstellen ook niet te volgen, als ze maar tot ideeën komen. Op zich is het om het even van wie een oplossing komt, als ze maar werkt om alle leerlingen tot leren te brengen.
Als coach ben je niet neutraal. Je hebt net als iedereen een eigen kijk, die gekleurd is door je persoonlijk referentiekader ten aanzien van de thema’s waarmee je aan de slag gaat. Het is dus ook logisch dat jouw opvattingen verschillen van die van je collega’s en andere partners. Als je een professionaliseringstraject gaat begeleiden naar inclusie, is het goed om je bewust te worden van die kijk. Je brengt jezelf en je opvattingen immers mee binnen in je werk. Je opvattingen over inclusie hebben evengoed een impact op je handelen als coach dan op je handelen in de klas. Even stilstaan bij je eigen kijk op inclusie is daarom zinvol.
Je school heeft een bepaalde bedoeling als ze jou vraagt om met je collega’s een leerweg uit te stippelen en een traject te doorlopen in de richting van inclusie, in de zin van een kwaliteitsvolle leeromgeving waarin elke leerling tot leren en participeren kan komen. Het is het beleid van de school en de overheid dat bepaalt dat van leerkrachten verwacht wordt dat ze groeien in hun inclusieve competenties. De algemene doelstelling van dit traject sluit aan bij wat de samenleving en het beleid van jou en je collega’s verwacht. Voor de school is werken aan inclusie niet vrijblijvend. Het sluit aan bij een aantal inclusieve waarden die de maatschappij vooropstelt en die ook je school belangrijk vindt voor alle leerlingen, anders zal zij dit traject niet aanvatten. Vanuit wat wetenschappelijk blijkt te werken, worden het waarderen en benutten van diversiteit en het versterken van de samenwerking met diverse partners als hefbomen gezien in functie van dat doel. Die doelstellingen blijven echter heel breed en bij aanvang vaak vaag. Je kan er nog veel kanten mee uit als je gaat bepalen wat je daarvoor met je collega’s wil bedenken, uitwerken, plannen en ondernemen.
Het is de directie of een ander leidinggevend beleidsteam dat bepaalt en aanstuurt of en hoe een professionaliseringstraject gericht op deze doelen wordt opgestart in je school. Daarbij gebeurt het dat collega’s die aangesproken worden voor het kernteam, zelf weinig of geen animo voelen om aan de slag te gaan rond diversiteit in de klas of school. Als inclusie aanvoelt als iets wat wordt opgelegd of wat van bovenaf moet, is de kans klein dat er motivatie voor ontstaat. Wanneer dat de realiteit is in jouw context, kan je daar als coach alleen maar rekening mee houden. Want coaching is vrij. Je kan geen collega’s dwingen om te leren, dus ook niet om zich te laten coachen of begeleiden in hun inclusieve competentiegroei. Hen ondersteunen in dat leerproces lukt pas als ze er zelf aan willen werken. Als coach is het jouw rol om met je collega’s op zoek te gaan naar wat hen zou kunnen motiveren om zo een professionaliseringstraject gericht op inclusie te zien zitten. Waar willen zij aan werken? Past dat binnen de doelen van het traject, of hoe zien zij dat? Zo kan je samen nadenken over wat het team belangrijk vindt als de school evolueert naar meer inclusief werken.
Als coach is het je rol om een denk- en leerproces uit te lokken en te begeleiden, om collega’s te stimuleren daarin te leren. Je kan dus geen evolutie naar inclusie garanderen. Wel kan je jouw coachende vaardigheden inzetten om je collega’s aan het denken te zetten en hun opvattingen in beweging te brengen.
“In het Potential-traject hielpen we onze collega’s bewegen van moetivatie naar motivatie. Het Potential-traject was vanuit de directie opgelegd. Daardoor was er in het begin heel weinig animo om dingen te veranderen. Toen zijn we samen gaan kijken naar wat we zelf belangrijk vonden. Wat wilden wij eigenlijk aanpakken? Wij kwamen erop uit dat we op zoek waren naar manieren om beter te differentiëren en samen voor de klas te staan. Daar rond werken zagen we wel zitten. Dat vonden we ook nodig voor onze leerlingen en zinvol voor onszelf. Dit namen we dus als ingang om rond de diversiteit in onze klassen te werken.”
Als het over diversiteit gaat, ontstaat er soms controverse in een team, of kan je te maken krijgen met één of andere vorm van van polarisering. Zo rijzen er bijvoorbeeld soms spanningen tussen de ‘believers’ van inclusie versus ‘wie al die zorg en inclusie te ver vindt gaan’. Het boek ‘Omgaan met controverse en polarisatie in de klas’ (Van Alstein, 2018) geeft handvatten om met controverse en polarisatie in de klas en op school om te gaan. Het bevat inspirerende praktijkvoorbeelden en de samenvattende infofiches kan je ook online raadplegen.
De fiche ‘reageren op confronterende uitspraken en verhitte discussies’ stelt daarbij deze opties voor:
De laatste twee opties zijn herkenbaar als je het leren van je collega’s tracht uit te lokken en te begeleiden vanuit de benadering van inspirerend coachen (Clement, 2015).
De tweede optie stelt een meer sturende aanpak voor, waarbij je de inclusieve waarden actief beargumenteert. Om te bepalen welke optie je kiest, geeft de fiche je een richtingaanwijzer: hoe meer emotionele lading, escalatie, hoogspanning of druk, hoe moeilijker het lijkt om gevoelens te laten bedaren en hoe kleiner de ruimte om op dat moment een open gesprek op gang te brengen. Daarbij hou je ook rekening met hoeveel tijd je hebt. Bijvoorbeeld kan je een gesprek (optie 4) uitstellen naar een moment waarop je meer tijd hebt en in eerste instantie soms kiezen om heftige uitspraken te negeren (optie 1). Ook de veiligheid voor alle groepsleden staat bij je keuze voorop. Dat vinden we logisch in klassen, maar is even noodzakelijk in een groep collega’s in je school.
De fiche adviseert je ook enkele gespreks- en vraagtechnieken.
De GRROW-gespreksstructuur vanuit inspirerend coachen kan je ook helpen om dit soort gesprekken te structureren. De suggesties sluiten ook aan bij de coachende vaardigheden. Nieuwsgierig verkennen blijft daarbij de basis. Zowel open als gesloten vragen stellen, met aandacht voor de inhoud van iemands argumenten en voor zijn beleving, wissel je dan af met samenvatten en parafraseren, eveneens op vlak van inhoud zowel als beleving. Ruimte maken voor heftige gevoelens is in situaties van controverse of polarisatie ook aan de orde. Daar ontspannen bij blijven kan je leren door te oefenen. Het is een vraag waard of je er opleiding in mag volgen en/of begeleiding bij kan krijgen.
Je directie en andere collega’s kunnen je als coach ook ondersteunen. Jij neemt weliswaar een rol op om je collega’s te begeleiden in hun leerproces naar inclusie, maar je staat er niet alleen voor. Als er bij moeilijke situaties een beslissing nodig is, of iets moet gekaderd worden in het beleid van de school, is de directie of iemand met een leidinggevende rol aan zet om de nodige sturing aan de collega’s te geven. Als zij hun leidinggevende verantwoordelijkheid opnemen, kan jij als coach ook gemakkelijker in je rol blijven en je collega’s verder ondersteunen in hun inclusieve competentiegroei. Zo kan ook de afstemming en wisselwerking tussen coachen en leiding geven, verder groeien.