Inclusief werken vraagt een bepaalde professionele kijk

Inclusief werken vraagt in de eerste plaats een bepaalde professionele kijk. Je manier van kijken zal namelijk bepalen welke mogelijkheden je ziet om je handelen aan te passen aan wat kinderen nodig hebben, om je aanpak erop af te stemmen en beetje bij beetje meer inclusief aan de slag te gaan. Meestal ben je je zelf niet bewust van de filters die jouw manier van kijken kleuren. Vergelijk het met hoe de filters op Instagram weergeven hoe je naar je omgeving kijkt. Is dat vooral in zwart-wit-contrast, eerder met een optimistische roze bril of met een nostalgische blik die in sepia kleurt uit heimwee naar hoe het vroeger was?

              

Het is vooral de dialoog met anderen die je kan helpen om je bewust te worden van de bril die je opzet en hoe die bril je handelen in de klaspraktijk kleurt. Dit voorbeeld illustreert hoe leerkrachten zich samen bewust worden van hun kijk op diversiteit.

“In de leraarskamer en op vergaderingen zeggen collega’s vaak hoe moeilijk het is dat ons doelpubliek de laatste jaren zo veranderd is. Onze populatie is heel wat diverser geworden. Veel kinderen in onze buurt groeien op in kansarmoede en hebben ouders die niet opgeleid zijn. Heel wat kinderen spreken verschillende talen spreken en komen uit verschillende culturen. De aanpak die vroeger werkte, werkt niet altijd meer. Daarom stapten we in het Potential-traject. Daar wordt diversiteit als een hefboom voorgesteld. Dat zet ons aan het denken. Wij zagen diversiteit tot nu toe vooral als een probleem. Kunnen we er anders naar kijken? Toen de ouders van twee Roma-kinderen hun rapport weer niet kwamen halen op school en niet reageerden op mijn digitale berichtjes, besloot ik het anders aan te pakken. In overleg met het zorgteam schakelde ik de Roma-steward in die we op de personeelsvergadering hebben uitgenodigd. Die hielp ons de mama’s van de twee kinderen  naar school te halen. Meestal richten we ons tot de papa’s, want die spreken meer Nederlands. Dankzij de steward spreek ik nu  met de mama’s. Ik besef nu pas hoe moeilijk onze schriftelijke en digitale communicatie is en hoe zij die vaak niet begrijpen. Dit vertelde ik in ons kernteam van Potential. Mijn collega van de wijkafdeling herkende dat. Zij had de papa van een kleuter aangesproken, omdat die nooit fruit meegaf, altijd koeken. Wij vinden gezonde voeding vanzelfsprekend, maar sommige ouders hebben er nog nooit bij stilgestaan. Onze zorgleerkracht zei dat er in het pakket van de voedselbank ook nooit fruit zit. In het traject denken we na over hoe we beter kunnen inspelen op de achtergrond van onze kinderen”.

Drie opvattingen blijken volgens onderzoek cruciaal voor een inclusieve kijk (Roose e.a., 2019). Ze kunnen niet zonder elkaar, versterken elkaar en zijn dus complementair. De volgende richtvragen helpen je nadenken over hoe jij dat ziet.

  • Kijk op diversiteit: in welke mate zie jij de diversiteit in je klas en school vooral als een probleem, of eerder als een meerwaarde en een bron of kans om van te leren?
  • Groeigericht denken: in welke mate ben je ervan overtuigd dat de capaciteiten of beperkingen van kinderen en jongeren vast staan, of vertrouw je erop dat iedereen de capaciteit heeft om te blijven leren en groeien?
  • Sensitiviteit ten aanzien van sterktes en noden: in welke mate zie je het curriculum als een vastomlijnd kader met doelen die iedereen moet bereiken, of benut je het flexibel om een antwoord te bieden op de sterktes en de noden van de leerlingen in je groep?

 

Inclusief werken vraagt een visie waarin samen leren en zoeken centraal staat

Naast je opvattingen over diversiteit bepalen je algemene opvattingen over leren in welke mate je ervan overtuigd bent dat je zelf verantwoordelijk bent voor het leren van al je leerlingen en wie je daarbij welke rollen toedicht.

  • Naarmate je meer denkt dat wat leerlingen kunnen leren, afhangt van hun mogelijkheden en beperkingen, blijf je er volgens onderzoek meer van overtuigd dat inclusie specifieke kennis en expertise vraagt. Volgens onderzoek verhoogt dat de mate dat je denkt dat er heel wat kennis voor nodig is over bepaalde beperkingen en stoornissen. Dat verhoogt het gevoel dat je als leerkracht zelf onvoldoende kennis en vaardigheden hebt om inclusie te realiseren.
  • Naarmate je meer denkt dat wat leerlingen kunnen leren, afhangt van de leeromgeving, ben je er volgens onderzoek meer van overtuigd dat je samen met leerlingen, ouders, collega’s en andere partners actief op zoek kan gaan naar manieren om de leeromgeving af te stemmen op wat leerlingen nodig hebben. Dat stimuleert om elkaars sterktes als een hulpbron te zien die je kan benutten en om samen op zoek te gaan naar handelingsgerichte kennis. Er zijn heel wat verschillende manieren om dat te doen.

 

Een inclusieve kijk ontwikkel je in dialoog met collega’s en andere partners

Collega’s en andere partners kunnen je uitdagen in je onderliggende overtuigingen. In een ondersteunende context samen reflecteren en discussiëren over de gevolgen van bepaalde manieren van kijken op wat je doet in de praktijk, maakt je volgens onderzoek bewust van de overtuigingen die onder je gedrag schuilgaan (Jordan e.a., 2009). De feedback en perspectieven van anderen laten je ook toe om te zien hoe andere overtuigingen kunnen leiden tot effectievere onderwijspraktijken voor alle leerlingen. Je louter bewust worden van je opvattingen of die veranderen, is echter onvoldoende. Het veranderen van je praktijk is volgens onderzoek even belangrijk. Daarbij is het ook nodig dat je jouw praktijk aan je opvattingen leert linken (Timperley, 2007).

In plaats van in gesprek te gaan met elkaar over je opvattingen over leerlingen is het dus effectiever om je interacties met leerlingen samen te onderzoeken:

  • Welke leerdoelen stel je?
  • Welke werkvormen kies je?
  • Hoe bevorder je de interactie tussen leerlingen? En hoe bevorder je hun autonomie?
  • Aan welke leerlingen besteed je tijd en energie?
  • Op welke manier geef je krachtige feedback en evalueer je leerlingen?

Daarbij ga je na of wat je doet, aansluit bij je opvattingen en ermee strookt.

  • Vanuit welk idee doe je dat? Welke overtuiging speelt daarbij een rol?
  • Welke zorg zit er onder je overtuiging? Welke zorg heb je bijvoorbeeld voor jezelf, voor je leerlingen en/of voor jullie relatie?
  • Wat zou je vanuit je opvattingen willen vooropstellen? Wat zou je eventueel anders willen?

Om de dialoog met collega’s over de inclusieve kijk op gang te brengen, ontwikkelde Potential heel wat werkvormen, zoals ‘Brainstorm wat kleurt onze kijk op inclusie?’, ‘Kijken om te leren’ en ‘Gedachten die helpen groeien’. Andere werkvormen richten de blik op ondersteuning in de omgeving, zoals ‘Hulpbronnen voor inclusie: een GPS’, ‘Sociaal netwerk in kaart’ en ‘Kritische vriend gezocht’.

Door uit te wisselen en elkaars praktijken te bespreken wordt het onzichtbare zichtbaar.  Dit doen we door echt stil te staan bij waar we het verschil kunnen maken voor onze leerlingen. Wanneer we een werkvorm uittesten, kijken we echt door de ogen van de leerlingen. Hoe maakt deze werkvorm het verschil voor het leerproces van deze leerling?

 

Een inclusieve kijk vraagt samen praten en samen experimenteren

Om opvattingen over inclusie te beïnvloeden, volstaat het niet dat je ervaringen uitwisselt of een nieuwe methodiek aanleert. Je bewust worden van je manier van werken vraagt een diepgaande dialoog met collega’s of andere partners die je aanpak en je opvattingen niet alleen bevestigen, maar ook kritisch in vraag durven stellen. Groeien als inclusieve leerkracht is dus een kwestie van samen denken en praten, ideeën herzien en je praktijk verfijnen (Ainscow & Miles, 2008).

Als je ook met je team naar een inclusieve schoolcultuur wil groeien, vraagt dat gedeelde opvattingen over hoe je inclusieve leeromgevingen creëert. Die ontwikkel je in een proces van voortdurende reflectie, waarbij je gedeelde opvattingen leert vertalen naar praktijken. Die praktijken kan je vervolgens weer in vraag stellen en samen bijsturen. Op basis daarvan verfijn je ook je eigen opvattingen. Dat sluit sterk aan bij de methodiek van actieonderzoek die het professionaliseringstraject van Potential hanteert.

Een inclusieve kijk ontwikkel je dus niet vanzelf. Het veronderstelt:

  • dat je erin gelooft dat je samen veel kan leren en dat je school kan uitgroeien tot een professionele leergemeenschap. Van Keulen e.a. (2015) wijzen erop dat een traject van samen leren met collega’s veronderstelt dat je samen ook een aantal vaardigheden aanleert om
  • samen te werken,
  • te discussiëren en
  • elkaars ideeën en inbreng cnstructief te bekritiseren.
  • dat je bewust tijd maakt om met je collega’s te reflecteren over je opvattingen en om ermee te experimenteren in de praktijk. Daardoor doe je inspiratie op om je opvattingen te verruimen, alternatieve methoden uit te proberen en je ervaringen nadien te delen.