Vijf essentiële competenties voor inclusie

De groeiende diversiteit en de tendens naar inclusief onderwijs geeft leerkrachten vaak het gevoel dat de job moeilijker en complexer is geworden. Dat maakt je misschien onzeker of geeft je het gevoel onvoldoende opgeleid te zijn. Kan ik dat wel? Moet ik een soort superheld worden om dat allemaal waar te maken? Dat blijkt niet nodig. Leerkrachten die inclusieve leeromgevingen creëren ontwikkelen in de praktijk vijf essentiële competenties.

  • Competentie 1: Diversiteit (h)erkennen, waarderen en benutten
  • Competentie 2: Inzetten op positieve relaties in een veilig klasklimaat
  • Competentie 3: Krachtige leerprocessen in een toegankelijke en flexibele leeromgeving ontwerpen en hanteren
  • Competentie 4: Samenwerken met diverse actoren
  • Competentie 5: Doelgericht werken aan de eigen professionalisering

Bij elke competentie benutten ze een combinatie van kennis, vaardigheden en attitudes om de diversiteit in hun klas te beantwoorden. Groeien in competenties vraagt dus dat leerkrachten vaardigheden, kennis en attitudes ontwikkelen en die in hun verwevenheid inzetten in reële situaties. Als iemand bijvoorbeeld vraagt ‘Wat maakt een dokter een competente, goede dokter?’, zullen we vaak iets zeggen over zijn vaardigheid (‘Hij kan medische handelingen correct uitvoeren’), maar ook over zijn kennis (‘Hij is op de hoogte van de recente medische inzichten’) en zijn houding (‘Hij is betrokken op zijn patiënten’). Pas als hij die drie gecombineerd inzet in zijn praktijk, vinden we hem werkelijk ‘competent’. Hetzelfde geldt dus voor leerkrachten die kwaliteitsvol inclusieve leeromgevingen willen creëren voor alle leerlingen.

 

Competenties onder de loep

Beschik je over de competenties voor inclusie? Je kan dit inschatten met deze vijf richtvragen:

 

 

 

 

1. In welke mate merk je de gelijkenissen en verschillen tussen je leerlingen op, waardeer je ze en benut je ze als een sterkte en bron om samen van te leren?

2. In welke mate creëer je een veilig leerklimaat door krachtige relaties te stimuleren, zowel tussen jezelf en je leerlingen, als tussen je leerlingen onderling?

3. In welke mate zet je verschillende werkvormen en strategieën doordacht in om een leeromgeving te creëren waarin al je leerlingen tot leren kunnen komen?

4. In welke mate werk je samen met collega’s om je onderwijs af te stemmen op de noden? Hoe betrek je daarbij de leerlingen, ouders en andere partners rondom je school?

5. In welke mate blijf je jouw handelen in vraag stellen, nadenken over manieren om je competenties te ontwikkelen en je professionele ontwikkeling actief verder vormgeven?

 

De competenties voor inclusie klinken leerkrachten meestal niet vreemd in de oren…

  • Eerst en vooral flitsen er allicht zaken door je hoofd die erop wijzen dat je dit al doet. Dat maakt je ervan bewust dat de competenties die je voor inclusie nodig hebt, aansluiten bij de basiscompetenties die je als leerkracht doorheen de lerarenopleiding verwerft (Van Acker, Van Buynder & Van de Putte, 2007). Ze bouwen dus verder op wat je al kan.
  • Tegelijk zie je misschien zaken die je nog explicieter of anders kan doen. De realiteit van een diverse, inclusieve leer- en schoolomgeving daagt je dus uit om bepaalde competenties te verbreden en verdiepen in functie van het bereiken van alle leerlingen in je klas.
  • De bereidheid om je competenties verder te onderzoeken, biedt je een opstap om je professionele ontwikkeling gericht in handen te nemen en er actief mee aan de slag te gaan op een manier die bij jou en je context past. De vijfde competentie stimuleert je dus om aan de slag met de vier voorgaande. In de werkvorm competentieloep vind je een aantal deelcompetenties en voorbeelden om je sterktes en uitdagingen in beeld te brengen. Dat vormt het startpunt om een doel voor je verdere leerweg te bepalen. Op basis daarvan kan je eventueel een professionaliseringstraject opstarten met je collega’s en iemand zoeken om je daarbij te begeleiden, ondersteunen of coachen.