Hoe kunnen we door de ogen van kinderen en ouders naar inclusie in de klaspraktijk kijken? Hoe benutten we hun stem om onze acties te verbreden?
Als we tot inclusieve leeromgevingen willen komen, vormen leerlingen en ouders een cruciale hulpbron. Zij brengen een ander perspectief binnen en kunnen zo onze reflecties verbreden. Nochtans wordt hun stem vaak gemist. De documentaire ‘Inclusief’ doet ons stilstaan bij wat leerlingen en ouders over een inclusieve praktijk te zeggen hebben. We verkennen hun stem en bedenken hoe we hen nog explicieter kunnen betrekken in onze acties.
De doelstellingen van deze bijeenkomst passen in een professionaliseringstraject gericht op inclusieve leeromgevingen om kwaliteitsvol onderwijs mogelijk te maken voor alle leerlingen, ongeacht hun mogelijkheden of beperkingen, etniciteit, sociale afkomst, taal, gender, religie,... Diversiteit waarderen en benutten en verbindend samenwerken vormen daarbij twee belangrijke hefbomen.
Als deze bijeenkomst onze eerste bijeenkomst is, kunnen we eerst kennismaken, bijvoorbeeld aan de hand van de werkvorm ‘Verkenner’ en/of ‘Waarderend interview’ en de deelronde overslaan.
|
In focus A ‘Doel en realiteit’ stelden we vanuit onze eigen realiteit een doel voorop om onze leeromgeving inclusiever te maken. |
Deze bijeenkomst past in focus B ‘Hulpbronnen en acties’. In de vorige bijeenkomst gingen we ‘Op zoek naar kennis en hulpbronnen’. We stonden stil bij wie of wat ons kan helpen om ons doel te bereiken. We verkenden verschillende hulpbronnen die ondersteunend kunnen zijn. Iedereen koos een hulpbron om te benutten in functie van de eigen praktijk. | |
Hulpbronnen inschakelen helpt ons op een andere manier (samen)werken om onze praktijk te optimaliseren en inclusieve leeromgevingen te creëren. Het helpt ook om routines te doorbreken. |
Daarbij is het belangrijk dat we sociaal-ecologisch leren kijken naar diversiteit en inclusie. Dat betekent dat we eventuele ‘problemen’ zien als een afstemmingsprobleem tussen de nood van een persoon of groep en de omgeving. Daarmee laten we de deficitbenadering los, die ervan uitgaat dat we onvoldoende kennis en vaardigheden hebben om met ‘problemen en stoornissen’ om te gaan en dat anderen, ‘experten’, beter geplaatst zijn om inclusie te realiseren. We versterken dus onze overtuiging dat we zelf in staat zijn om ons doel te bereiken en dat anderen ons daarbij kunnen ondersteunen. Uit onderzoek (Ferbuyt e.a., 2019) blijkt ook dat partnerschappen versterken, actief op zoek gaan naar hulpbronnen en elkaars sterktes benutten essentieel is om inclusie waar te maken.
In deze bijeenkomst gaan we dieper in op het partnerschap met leerlingen en ouders. Hoe kunnen zij ondersteunend zijn om aan ons doel te werken? We dompelen ons onder in hun perspectief, reflecteren erover en maken de link met ons eigen doel. We bedenken ook hoe we onze acties kunnen verbreden en verdiepen door de stem van leerlingen en ouders te benutten. Daarmee versterken we vooral onze vierde competentie voor inclusie, namelijk samenwerken met diverse actoren.
We staan stil bij hoe iedereen er vandaag bijzit. Daarmee willen we aanknopen bij hoe iedereen met de hulpbronnen uit de vorige bijeenkomst ‘Op zoek naar kennis en andere hulpbronnen’ aan de slag ging in fucntie van de eigen doelen. Hulpbronnen zoals het online kenniscentrum, het sociaal netwerk en de kritische vriend zijn immers bedoeld om ons te helpen onze doelen scherp voor ogen te houden en tot nieuwe inzichten daarvoor te komen.
Tijdens de deelronde werk je ofwel met iedereen samen, ofwel in deelgroepjes per twee of drie. Elke collega komt om beurt aan bod. De volgende richtvragen kunnen we daarbij benutten. Aansluitend op elk verhaal nemen we als collega’s de kans om te reageren met wat we erin waarderen, waar we nog aan denken en/of welke kritische bedenkingen we hebben.
Aanbrenger:
Collega’s:
Wanneer iedereen aan bod is gekomen, maken we samen een korte ‘round up’. Daarin vatten we samen wat we uit de acties en reflecties geleerd hebben over wat bijdraagt aan een inclusieve leeromgeving. De groeibundel kunnen we benutten als een hulpinstrument en geheugensteun om onze leerweg bij te houden. Op die manier maken we ons leerproces ook zichtbaar.
Ouders en leerlingen vormen een heel belangrijke hulpbron als we tot inclusieve leeromgevingen willen komen. Zij brengen een specifiek perspectief binnen en kunnen onze reflecties ondersteunen en verbreden. In de deelronde bleek misschien dat zij bij sommige van onze acties nog een gemiste stem blijven. Uit onderzoek blijkt nochtans dat ouderbetrokkenheid heel belangrijk is voor het schoolsucces en het welbevinden van leerlingen. Dat geldt nog sterker voor leerlingen met een diverse etnisch-culturele achtergrond, kinderen uit gezinnen met een lagere socio-economische status en kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (Vandenbussche & Van de Putte, 2019). Leerkrachten en ouders hebben elkaars ervaringen en expertise nodig om met de diversiteit aan taal, cultuur en mogelijkheden van kinderen om te gaan en om alle ontwikkelingskansen te benutten. Meerdere perspectieven en verschillende actoren betrekken helpt volgens onderzoek ook om tot duurzame oplossingen te komen (Tjepkema e.a., 2016). In het kenniscentrum van Potential vind je bij het thema ‘Verbindend samenwerken’ heel wat achtergrond over samenwerken met leerlingen en ouders en over het belang van partnerschap met ouders. De stem van ouders komt niet altijd aan bod. Dat geldt ook voor leerlingen. Ook zij worden niet altijd gehoord. Bevragen we bijvoorbeeld hun toekomstperspectief, of hun ervaring met aanpassingen in de klas? Nog te vaak blijven ze een vergeten stem die nochtans onmisbaar is. De doelstellingen van deze bijeenkomst zijn erop gericht om daar verandering in te brengen.
De documentaire ‘Inclusief’ is speciaal gemaakt om de stem van ouders en leerlingen expliciet naar voor te brengen. In deze bijeenkomst gaan we aan de slag met een aantal fragmenten uit die film. Om dat te kunnen, is het nodig dat we de film eerst even kaderen. De keuzes die de regisseur Ellen Vermeulen met het team van Potential heeft gemaakt, zeggen namelijk heel wat over haar kijk op diversiteit en verbindend samenwerken. We bekijken samen de trailer en staan vervolgens samen stil bij de keuzes.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Meer informatie over de regisseur en hoe de film tot stand is gekomen vind je in volgend artikel (zie download).
Naargelang de beschikbare tijd en wat past bij de groep en het traject bekijken we de beelden van de vier kinderen (Rosie, Sami, Irakli en Nathan) of kiezen we één of enkele fragmenten.
Met de vier fragmenten (Rosie, Sami, Irakli, Nathan) aan de slag gaan is het interessantst. De variatie in verhalen doet namelijk meer zaken opvallen en doet ons nadenken over hoe het er op een vroeger of later moment in de schoolloopbaan aan toe kan gaan. Het doet ook beseffen wat er wel of niet mogelijk is als er meer of minder ondersteuning aanwezig is.
Als we samen naar de film kijken, is het belangrijk om dat met een open vizier te doen en de film gewoon op ons af te laten komen. Het is niet de bedoeling om de beelden te analyseren, wel om goed te kijken. De focus daarbij is:
In de nabespreking maken we na elk fragment tijd om de beelden samen te bespreken. Daarvoor zijn telkens dezelfde vragen voorzien.
We kunnen eventueel in deelgroepen werken en achteraf samen een ‘round up’ maken. Daarbij kan elke groep met het geheel werken, met eenzelfde fragment beginnen of met een verschillend fragment. In dat laatste geval kunnen alle perspectieven toch ook aan bod komen in de nabespreking.
Na het bekijken van de film wisselen we onze eerste gedachten, bedenkingen, gevoelens en indrukken uit. We kunnen daarbij met de hele groep werken, of in kleine groepjes. Om ons observatie- en inlevingsvermogen te oefenen, bieden deze richtvragen een zinvolle opstap:
De bedoeling is dat er dialoog kan ontstaan en dat we beluisteren en bevragen hoe ieder van ons kijkt en denkt. Om elkaar te ondersteunen, is het zinvol om soms door te vragen, zodat we zicht krijgen op wat iemand precies bedoelt en om af en toe samen te vatten wat iemand vertelt of voelt. Een uitgangspunt is ook dat er in wat iemand voelt of denkt, geen foute vragen of reacties zijn. Wat er ook bovenkomt, we laten het toe en geven het de ruimte die het nodig heeft. Daarbij is het de kunst om gevoelens ook niet af te wimpelen of te minimaliseren. Daardoor worden ze immers niet minder, integendeel. Gevoelens vragen volgens het inspirerend coachen vooral dat ze er mogen zijn (Clement, 2015). Het is dus vooral de bedoeling om elkaar aandachtig te beluisteren en nieuwsgierig te zijn naar elkaars perspectief.
Achtereenvolgens belichten we het perspectief van
Bij Rosie zijn dit de concrete richtvragen:
Wat zie je Rosie doen? Hoe kijkt Rosie naar haar leerkracht? Hoe kijkt ze naar haar klasgenoten? Wat betekenen de leerkracht en klasgenoten voor Rosie?
Wat zie je de klasgenoten doen? Hoe kijken de klasgenoten naar Rosie? Wat betekent Rosie voor hen?
Wat zie je de leerkracht doen?
Hoe kijkt de leerkracht volgens jou naar (goed) onderwijs?
Hoe kijkt hij of zij naar de diversiteit in de klas?
Wat zie je de ouders doen? Hoe beleven zij de situatie? Welke beeld hebben de ouders over onderwijs?
Wat vind je krachtig in de context van Rosie?
Waarin zie je nog mogelijkheden om Rosie te laten participeren?
Waarin liggen de leerkansen voor Rosie, voor de klasgenoten, voor de leerkrachten, voor de ouders? Wat kunnen zij uit deze situatie leren?
De presentatie bevat vergelijkbare richtvragen voor Rosie, Sami, Irakli en Nathan.
Stilstaan bij de context verbreedt ons perspectief. Wat vinden we sterk aan de hele situatie en waarin zien we nog uitdagingen in deze context? Doordat we eerst dichtbij het verhaal van de kinderen zelf beginnen en achtereenvolgens verschillende perspectieven verkennen, ontstaat er een bredere kijk op de situatie. Pas daarna maken we de stap naar ons eigen handelen. Vanuit de blik van de kinderen en andere betrokkenen komen we dus bij onszelf als leerkracht. De volgende vraag geeft richting aan het gesprek daarover.
Vanuit deze inventarisatie van mogelijkheden komen we bij de praktijkopdracht.
Doorheen het professionaliseringstraject leren we om nieuwsgierigheid en belangstelling te tonen voor elkaar. We leren op een waarderende manier naar onze praktijk kijken en elkaar waarderende en kritische feedback geven. Die vaardigheden en attitudes willen we nu ook specifiek inzetten naar leerlingen, ouders en andere betrokken partners toe. In de stappen die we nemen in onze praktijk zijn we namelijk vaak op zoek naar extra ondersteuning en vergeten we dat er in elke klas zoveel leerlingen zitten die elk een bron van ondersteuning kunnen zijn. Ook hun ouders kunnen een krachtige bron van ondersteuning vormen in onze samenwerking. Vertrekkend vanuit ons doel staan we daarom stil bij hoe we leerlingen en ouders doelgericht als een hulpbron kunnen aanspreken. Daarmee verdiepen we de praktijkopdracht uit de bijeenkomst ‘Op zoek naar kennis en andere hulpbronnen’: breng je acties in beeld in een korte filmclip van 1 à 3 minuten of met ander beeldmateriaal…
Afhankelijk van de tijd en/of de variatie die we vooropstellen, zijn er als verdieping nog twee extra werkvormen beschikbaar in de presentatie.
De extra werkvormen bieden ook inspiratie om in een vervolgmoment met het bredere schoolteam in te zetten op de stem van leerlingen en ouders om een inclusieve leeromgeving te creëren.
De beelden van de film hebben onze emoties en gedachten losgemaakt. Daarom is het goed om als afronding nog even stil te staan bij hoe iedereen de bijeenkomst heeft ervaren. Dat kan bijvoorbeeld via een rondje ‘Wat is er blijven kleven?’. Iedereen krijgt daarbij een post-it en schrijft er iets op wat hij of zij meeneemt uit de bijeenkomst. Dat kan een ervaring zijn en/of feedback over de bijeenkomst. Als dat veilig aanvoelt, kunnen (bepaalde) post-its achteraf ook op een zichtbare plek opgehangen worden in de school of gedeeld worden via de digitale leeromgeving. We kunnen onze ervaringen en inzichten ook op een andere manier delen met het bredere schoolteam. We spreken af hoe we dat zien en wie er zorgt voor wat, waar, wanneer en hoe.