Deze werkvorm sluit aan bij focus A ‘Doel en realiteit’ en is bedoeld om zicht te krijgen op je opvattingen en visies rond inclusie en diversiteit aan de hand van videoclips. Door met collega’s hierover in gesprek te gaan, leer je elkaars opvattingen kennen en kunnen je eigen opvattingen uitgedaagd of verbreed worden.
De manier waarop leerkrachten kijken naar leerlingen en klaspraktijken kan een krachtige motor zijn van inclusieve leeromgevingen. Deze werkvorm helpt leerkrachten zich bewust te worden van hun eigen opvattingen over het waarderen en benutten van diversiteit in dagdagelijkse klaspraktijken. Hierdoor maken leerkrachten kennis met elkaars opvattingen en visies. Dit brengt inspirerende gesprekken op gang die de eigen visie kunnen uitdagen of verbreden.
Tijdens het ontwikkelen en uitproberen van deze werkvorm, hebben we gemerkt dat het belangrijk is dat een coach het proces ondersteunt. Neem jij die rol als coach op? Dan zijn er een aantal taken voor jou weggelegd:
Als je aan de slag wil met het video-instrument e-PIC, dan zijn er verschillende werkvormen:
Als coach kan je zelf bepalen op welke werkvorm(en) je wil inzetten. Dit zal afhangen van de beschikbare tijd die je hebt en de doelen die je met deze werkvorm wil bereiken. We raden wel aan om de werkvorm ‘Mijn kijk op een inclusieve klas’ als vertrekpunt te nemen. In deze werkvorm werk je met de clips uit het video-instrument e-PIC en zijn er richtvragen voorzien om hierover met elkaar in gesprek te gaan. De overige werkvormen zien we eerder als vooroefening of uitbreidingswerkvormen.
Als coach is het belangrijk dat je het video-instrument en de werkvorm kort even kan toelichten en kaderen. Je vindt deze informatie ook terug in de powerpointpresentatie (zie materialen).
Interacties en werkvormen zijn twee foci die in de realiteit kunnen overlappen.
Visie werkt als een lens op de praktijk. Leerkrachten verschillen in de lenzen die ze opzetten. Een lens bepaalt de dingen waar je je op focust, de dingen die je wegfiltert of net meer benadrukt. Leerkrachten kunnen dezelfde klas dus op een andere manier zien, afhankelijk van de filter/bril die ze opzetten. Inzicht in die professionele visie van leerkrachten en de filters die ze hanteren bij het kijken naar klassen, laat toe om hen beter te ondersteunen in het veranderen van hun blik op klassen.
Niet iedereen begrijpt hetzelfde onder diversiteit. Sommigen vatten het begrip heel ruim op, anderen eerder eng en focussen vooral op zichtbare aspecten van diversiteit (bijvoorbeeld huidskleur, zichtbare beperkingen, e.d.). Als deelnemers eerder een enge kijk op diversiteit hebben, kan dit hinderen bij het bekijken van de videoclips, omdat ze de diversiteit onder de leerlingen in die clips dan niet altijd zien.
Deze vooroefening is bedoeld om de visie op diversiteit open te trekken. De vooroefening is optioneel en in te zetten indien jij als coach inschat dat dit belangrijk is.
Laat alle deelnemers zitten. Eén voor één stel je volgende (en eventueel andere) vragen. Wie positief antwoordt op de vraag, gaat staan (en gaat na deze vraag opnieuw zitten)
Ga staan als:
Laat de collega’s op basis van hun antwoorden nadenken over welke assen van diversiteit ze in de klaspraktijk zoal tegenkomen.
David Mitchell onderscheidt vijf assen van diversiteit. Komen deze overeen met de aspecten van diversiteit die we zelf zagen? Ten aanzien van verschillende assen merken we dat leerlingen minder kansen krijgen en risico lopen om uitgesloten te worden. Hier kan je de link maken met de doelstellingen van deze werkvorm en dat jullie hier vandaag samenzitten om zelf ook sterker te worden in het omgaan met diversiteit. Daarnaast worden er in de videoclips van het ePIC vide-instrument ook verschillende aspecten van diversiteit getoond, niet enkel de zichtbare vormen.
In deze werkvorm onderzoeken de collega’s hun eigen opvattingen en visie rond inclusie en diversiteit aan de hand van videoclips. Ze leren ook de opvattingen en visies van de andere deelnemers kennen en kunnen hun eigen opvattingen en visies hiermee confronteren, in vraag stellen, verrijken,...
De collega’s bekijken de 2 clips een eerste keer. Vraag hen om te letten op de werkvormen en aanpak. Vraag hen om beschrijvend op te schrijven wat ze in beide clips zien op het gebied van werkvormen en aanpak.
Als de meeste collega’s hiermee klaar zijn, vraag je hen om voor beide clips de plus- en de minpunten op te schrijven.
Vervolgens vraag je hen te kiezen tussen beide videoclips: in welke clip vind je dat de leerkracht het meest inclusief werkt in zijn/haar werkvormen? Hun antwoord schrijven ze (in 1 zin) op een post-it van kleur A. Door de collega’s slechts 1 zin te laten opschrijven, dwing je hen om tot de essentie te komen.
De deelnemers bekijken de clips een tweede keer. Vraag hen te focussen op de interacties die ze zien. In welke clip vind je dat de leerkracht het meest inclusief werkt in zijn/haar interacties met de leerlingen?
Mogelijke vragen die je kan stellen om de deelnemers hierbij te ondersteunen:
De groepen krijgen twee screenshots van de videoclips die zij bekeken. Deze dienen als een visuele houvast tijdens de uitwisseling. De collega’s lichten hun post-its kort toe en plakken deze op de screenshot van de clip die zij het meest inclusief vinden. Begin met werkvormen en aanpak. Ga dan naar interacties. Er wordt nog niet gediscussieerd of uitgewisseld omdat we tijd willen maken om elkaar echt te beluisteren. Indien nodig kunnen er wel vragen worden gesteld aan de persoon die op dat moment aan het woord is.
Pas daarna bespreken de collega’s de post-its in groep. Vraag hen om dit eerst gestructureerd te doen, eerst de post-its rond werkvormen en aanpak, pas daarna voor interacties. Dit biedt de nodige structuur en duidelijkheid, zeker wanneer de groepen iets groter zijn. Mogelijke richtvragen:
Laat elke groep op zoek gaan naar een slogan die hun visie en opvattingen rond diversiteit en inclusie weergeven. Deze slogan noteren ze op een (A3) blad.
Blijf er ook in deze fase op hameren dat deelnemers zich focussen op de redenen waarom ze de ene clip laten winnen tegenover de andere. Vermijd beoordelingen, invullingen en conclusies over de leerkrachten in de clips. Verwijs de groepen opnieuw naar de woordspinnen om taal en inspiratie te vinden om hun slogan te verwoorden. Bewaak dat elke groep voldoende tijd neemt om tot een slogan te komen.
Een slogan verzinnen kan soms moeilijk zijn. Het kan helpen om de deelnemers even te laten pauzeren als je merkt dat dit niet zo vlot verloopt. Even afstand nemen en iets anders doen helpt om creatiever te denken.
In deze fase delen de verschillende groepen hun slogan met de anderen en gaan ze hierover in gesprek. Afhankelijk van jullie doel kan de uitkomst hiervan verschillen. Het is altijd belangrijk dat de collega’s elkaars slogans en zo ook elkaars visie op inclusie en diversiteit leren kennen. Bijna onvermijdelijk verrijkt dit hun eigen visie en wordt deze ook uitgedaagd. Dit is op zich al zeer waardevol. Je kan ook samen tot een gezamenlijke slogan komen. Het komen tot een gezamenlijke slogan kan ervoor zorgen dat een team een duidelijk beeld krijgt van wat inclusie voor hen is. Het kan voor verbinding tussen teamleden zorgen en kan leiden tot een gezamenlijke motivatie en doel. Bovendien is een gedeelde visie een belangrijk aspect om te werken aan een inclusieve schoolcultuur. Indien hier ruimte voor is (tijd, sfeer, mogelijkheden) is het komen tot een gezamenlijke slogan dus zeer waardevol.
In deze werkvorm denken de collega’s na over welke argumenten voor hen het meest doorslaggeven waren om voor een bepaalde clip te kiezen. Hiervoor kunnen ze werken met een lijst van argumenten, die ze zelf kunnen aanvullen met eigen argumenten. De argumenten die worden aangereikt geven redenen waarom een collega de ene clip boven de andere zou kunnen verkiezen. Er zijn geen juiste of foute argumenten en alle argumenten zijn gelijkwaardig. Bovendien houden de argumenten op zich geen waardeoordeel in over wat inclusief is en wat niet.
Als je in de werkvorm ‘Mijn kijk op een inclusieve klas’ niet tot een algemene slogan kwam, zorg er dan voor dat de collega’s tijdens het delen en uitwisselen in deze werkvorm in dezelfde groepen zitten.
Indien je de werkvormen spreidt over verschillende bijeenkomsten, kan het interessant zijn om de screenshots van de videoclips nog even te tonen ter opfrissing.
Geef elke deelnemer twee lijsten met argumenten, één voor werkvormen en aanpak en één voor interacties. Deze lijsten geven argumenten die doorslaggevend kunnen zijn bij het bepalen wat een inclusieve klas is. Vraag de collega’s om te starten bij de lijst met argumenten voor werkvormen en aanpak en daarna die voor interacties te bekijken. Deze structurering vermijdt verwarring.
Vraag de deelnemers om uit elke lijst 5 argumenten te kiezen die voor hen belangrijk zijn in een inclusieve klas. Geef aan dat ze hier los van de videoclips over mogen nadenken, we willen de definitie van een inclusieve klas opentrekken.
Het kan goed zijn dat deelnemers andere argumenten belangrijk vinden dan de argumenten die zijn voorzien. Dit is logisch, omdat iedereen denkt vanuit een eigen referentiekader. Daarom kunnen ze 2 van de 5 argumenten zelf formuleren.
Geef elke groep kaartjes met de argumenten op en enkele lege kaartjes voor eigen argumenten. Laat hen starten met het delen van hun 5 argumenten voor ‘werkvormen en aanpak’. Elke collega deelt zijn/haar argumenten en selecteert deze uit de kaartjes. De geselecteerde kaartjes worden centraal op tafel gelegd. Indien collega’s bepaalde argumenten delen, blijven deze kaartjes gewoon liggen. Eigen argumenten worden op de lege kaartjes geschreven. De kaartjes op tafel zijn zo uiteindelijk een samenvatting van de argumenten van alle deelnemers samen.
Laat hen hetzelfde doen voor interacties, maar zorg ervoor dat de argumentenkaartjes gescheiden blijven van de kaartjes voor werkvormen en aanpak.
De collega’s beginnen bij de bespreking opnieuw met werkvormen en aanpak. Hierbij onderbouwen ze hun keuzes voor bepaalde argumenten. Ze kunnen dit bespreken aan de hand van volgende vragen:
Na deze bespreking zoeken de collega’s samen naar een top 5 van argumenten voor werkvormen en aanpak. Hiervoor kunnen ze volgende vragen benutten:
Daarna doen ze hetzelfde voor de argumenten met betrekking tot interacties.
Ga rond bij de groepjes waarvan je vermoedt dat ze hun top 5 hebben opgesteld. Laat hen deze top 5 even vastleggen (opschrijven, een foto nemen van de kaartjes, …). Vraag hen nu om aan de hand van volgende vragen kort te reflecteren op de keuze die ze maakten:
Laat elke groep een woordvoerder kiezen. Het is belangrijk dat de woordvoerder heel goed weet waarom elk argument gekozen werd.
In de laatste fase van de werkvorm ‘Prioriteiten definiëren’ leren de collega’s ook de argumenten uit de andere groepen kennen. Indien je reeds een algemene slogan maakte, kan deze nu herbekeken worden in het licht van de argumenten. Kwam je nog niet tot een algemene slogan, dan is het nu het moment om deze te formuleren na het bespreken van de verschillende argumenten. Een mogelijke werkvorm die je hiervoor kan benutten:
De groepen bepalen voor werkvormen en aanpak en voor interacties enkele dimensies en proberen elke dimensie een overkoepelende naam te geven. De dimensies worden in de lege woordspinnen genoteerd en de kaartjes die onder elke dimensie horen worden gefotografeerd. Niet alle kaartjes moeten hierbij gebruikt worden, het belangrijkste is dat de deelnemers argumenteren en in dialoog gaan.
Het is belangrijk om de deelnemers zelf tot dimensies te laten komen, hier is ook geen juiste of foute clustering bij. Wil je een idee van een mogelijke clustering dimensies krijgen ter verduidelijking? Dan vind je hier de dimensies die wij vonden (zie woordspinnen materiaal download). Deze dient enkel als verduidelijking voor de coach en we willen benadrukken dat dit een vorming van dimensies is en niet de enige mogelijke of correcte.
De deelnemers zullen tijdens deze werkvorm veel schuiven met de argumentenkaartjes. Het kan interessant zijn om de sorteringen van de kaartjes in verschillende fasen vast te leggen (bijvoorbeeld opschrijven of foto’s nemen). Op die manier kan je hier later in de werkvorm op terugvallen of er later op reflecteren.
De groepen beginnen opnieuw met de dimensies onder werkvormen en aanpak. Voor deze dimensies bepalen ze:
Elk groepslid krijgt een blad en maakt voor zichzelf een reflectie op basis van volgende vragen:
Groepsleden die hun eigen reflectie willen delen krijgen hier de tijd voor. Belangrijk is dat dit een vrije keuze is, je kan wel vermelden dat het delen inspirerend kan zijn voor de andere deelnemers.
Laat elke groep nu een reflectie maken over de inclusieve praktijken op school, aan de hand van volgende vragen:
Elke groep heeft nu twee woordspinnen waarop is aangeduid welke dimensies volgens hen tot de essentie van een inclusieve klas behoren en in welke dimensies de school uitblinkt en waar groeimogelijkheden zijn.
Alle woordspinnen van de groepen worden opgehangen in de ruimte (of liggen op verschillende tafels). Eén persoon per groep blijft bij de woordspinnen van de groep staan om eventuele vragen te beantwoorden en/of toelichting te geven. Alle andere deelnemers lopen rond en bekijken de verschillende woordspinnen. Om tot algemeen gedragen dimensies te komen, waarin er ook gezamenlijk de essentie, randvoorwaarden, uitblinkers en groeimogelijkheden worden aangeduid, raden we aan om de plenaire werkvormen uit de werkvorm ‘Mijn kijk op een inclusieve klas’ te gebruiken.
Of je in deze fase tot een algemene conclusie komt is afhankelijk van het doel dat je/jullie voorop stelden.
De rol van de coach is erg belangrijk om discussies breed open te trekken en de focus op de opdracht te behouden. Zo kunnen collega’s snel afgeleid zijn door bijvoorbeeld te diep in te zoomen op een bepaalde methodiek in een videoclip. Het is dus belangrijk dat de coach helpt om de focus te houden.
Als coach geef jij de werkvorm mee vorm. We reiken je een ondersteunende powerpointpresentatie aan en verschillende werkvormen, maar willen je ook aanmoedigen om de werkvorm op maat van je eigen schoolteam en context te maken. Pas de presentatie gerust aan aan je eigen stijl van werken. Denk op voorhand ook na over wat het doel is dat jullie met deze werkvorm(en) willen bereiken: willen jullie werken aan een gedeelde schoolvisie op inclusie en diversiteit, willen jullie inzetten op het leren van elkaar, willen jullie het video-instrument benutten als een opstap om daarna met videoclips van de eigen klaspraktijk te werken,..
We geven hieronder een aantal highlights voor de coach mee: